Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 28 augustus 2013

Doek

In ‘Eetcafé’ op 20 mei heb ik Sijthoff in Leiden voorgesteld. Nog twee dagen, en dan vindt de opening plaats. Op de website lezen we over ‘Opening Sijthoff’, blijkbaar met ‘Burgemeester Lenferink’:
‘Op 30 augustus, kort na 16.00 uur, zal de burgemeester van Leiden het nieuwe café-restaurant Sijthoff met de bijbehorende Cultuurzaal openen. Na een aanloop van twee jaar is het eindelijk zover. Het linker gedeelte van het Sijthoff-pand aan de Doezatraat is grondig verbouwd. Beneden aan de voorkant is een café-restaurant gerealiseerd. In dit café-restaurant worden zoveel als mogelijk biologische gerechten geserveerd.

Achter het gebouw is een van de oorspronkelijke zalen waar ooit de drukpersen stonden, omgetoverd tot de Cultuurzaal. Deze Cultuurzaal wordt net als het café-restaurant gezien als een plek van ontmoeten. In deze zaal zullen tal van activiteiten worden gehouden, o.a. exposities, muziek- en toneeluitvoeringen, cursussen op allerlei gebied.

De hele middag en avond is er een muzikale omlijsting van deze opening: vanaf 16.00 uur verzorgt accordenist Arkadi de muziek buiten en in het café-restaurant; in de Cultuurzaal speelt Marjolein Hennes en haar strijkkwartet, afgewisseld door Simon van t Hoff, piano. Ook na 18.00 uur is er muziek. Zie daarvoor de agenda.

Reserveren
Graag online aanmelden via de button of bij chantalbosch@sijthoff-leiden.nl’
Onder het opschrift ‘eko-eetcafé’ wordt uitgelegd dat deze naam passé is:
‘Inmiddels wordt bij Sijthoff niet meer resproken van een eko-eetcafé. We gaan verder als café-restaurant. De man achter dit café-restaurant is Christophe Vermeulen. Christophe werkt alleen met biologische producten en als het even kan met produkten van biologisch-dynamische oorsprong.

Met dit café-restaurant en de erachter gelegen Cultuurzaal kan Sijthoff aan de Doezatraat een trefpunt genoemd worden voor de bewoners van Leiden en omstreken waar kunst, cultuur en maatschappij elkaar kunnen ontmoeten.’
In het menu rechts op de homepage wordt de hele verbouwingsontwikkeling uit de doeken gedaan. Alleen de datering kan niet kloppen, zoals uit de teksten zelf blijkt. Ik houd maar gewoon de volgorde van boven naar beneden aan, te beginnen met opnieuw ‘eko-eetcafé, 23 maart 2013’:
‘Het Sijthoff-gebouw had een grote entree. Waarschijnlijk is het ooit een grote kamer geweest. De entree wordt aangepast en een deel van de grote ruimte wordt toegevoegd aan het eetcafé. Om die reden is de muur tussen wat eerst de vergaderkamer was en de entree gedeeltelijk verwijderd. Opmerkelijk is dat de muur geen enkele dragende functie had. De grote balken in het plafond lopen door tot aan de overkant van de gang die achter de linker wand loopt. Het is bijna niet voor te stellen dat over een vijftal maanden op deze plaats mensen zitten te dineren.’
‘De kamers aan de voorkant van het Sijthoff-pand zijn bij elkaar getrokken. Ze vormen het grootste deel van het café-restaurant. Inmiddels is afgestapt van de term eco-café. Wel blijft het zo dat biologische en zo mogelijk biodynamische produkten worden verwerkt. De wandschildering van Jan de Boon zit inmiddels (juli 2013) verscholen achter een nieuwe wand. Aan de zijkant bij het raam is nog een klein stukje zichtbaar, voor zolang als dat duurt.’
Een week eerder werd ‘De Cultuurzaal-1, 16 maart 2013’ geplaatst:
‘Halverwege maart zag de Cultuurzaal er uit zoals op bovenstaande foto. Alle extra wanden, vloerdelen, en plafonddelen zijn verwijderd. Het geeft meteen een indruk van de afmetingen (5,3 m breed en zo’n 16 m diep) en de prachtige lichtinval. In de vloer zijn nog twee grotendeels afgedekte goten zichtbaar, een ongeveer in het midden en een aan de linkerkant. Door deze goten loopt een aantal leidingen, waarschijnlijk om de drukpersen die hier ooit gestaan hebben, van water en inkt te voorzien. Deze leidingen lopen door onder de tegelvloer die nog net op de voorgrond zichtbaar is. Een eenzame wandschildering van Jan de Boon heeft het geweld van de sloper overleefd. De piano heeft alles meegemaakt.’
Hier is ook een deel 2 van, ‘De Cultuurzaal-2, 15 maart 2013’:
‘De Cultuurzaal heeft inmiddels (juli 2013) een metamorfose ondergaan. Alles wat overbodig was, is verwijderd. De wanden en plafonds zijn brandwerend gemaakt, er is een nooddeur gekomen en nieuwe ruiten zijn in een nieuw raamwerk aangebracht. Alleen het schilderwerk moet nog gebeuren. De kleur in het achterste gedeelte op de foto wordt veroorzaakt door een afdekzeil: de ruiten waren nog niet afgekit. Voor de gewenste houten vloer en podium zijn we afhankelijk van bijdragen van vrienden of van een sponsor.’
‘Op de bovenverdieping waren alle plafonds verlaagd. Op de foto is te zien hoe oneerbiedig men daarbij te werk was gegaan. Na het verwijderen van de verlaagde plafonds kwam het oude, gebladderde bruine oorspronkelijke plafond tevoorschijn. Hoogte ca. 5 meter! Ook een aantal in de tijd toegevoegde wanden zijn verwijderd. 
Onder het getoonde plafond wordt één van de studentenkamers gerealiseerd. Vanwege de hoogte wordt een vide in de kamer aangebracht. Dat geeft wat extra vloeroppervlak. Iedere kamer heeft een groot raam dat uitkijkt op de (gezellige) Doezastraat. De toekomstige bewoner/ster kan bovendien gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer, keuken en badkamer.’
Dit is de geschiedenis van ‘de verloren deur, 3 maart 2013’:
‘Bij de sloop werd aan de achterkant op de benedenverdieping een oude deur aangetroffen. Deze deur was weggewerkt met een gipswand. Achter de deur is de wand te zien van de feestzaal van buurman Karalis. Ook de vloer bleek een verrassing. De houten planken waren bevestigd op balken met een hoogte van ca. 15 cm. Deze balken rustten op een stenen vloer van (straat)klinkers. Aan de rechterkant kwam een goot tevoorschijn met daarin een aantal leidingen. Op deze plaats komen te zijner tijd de keuken en de bar van het café-restaurant.’
‘Inmiddels (juli 2013) is van de verloren deur niets meer zichtbaar. Het wordt steeds meer duidelijk dat op deze plek de keuken van het café-restaurant Sijthoff komt. De wanden zijn inmiddels betegeld. De apparatuur is nog niet aanwezig.’
En dit was het eerste bericht, ‘start verbouwing, 1 maart 2013’:
‘Begin maart is begonnen met de verbouwing en dan met name met de sloop van alles wat niet thuis hoorde in het gebouw. Het is meteen ook de start van de ondergang van een aantal wandschilderingen van Jan de Boon. Na het verwerven van het Sijthoff-gebouw heeft Jan een groot aantal kunstwerken op de wanden in het gebouw gemaakt in de wetenschap dat ze op een gegeven moment zouden worden “gesloopt”. Wanneer het gebouw gerenoveerd is, zullen er ongetwijfeld weer nieuwe creaties hun plek vinden op de maagdelijke wanden.’
De Facebookpagina van De Kleine Johannes Vrijeschool meldde vanochtend:
‘Gisteren hebben Wim den Blanken en de directeur van de Openbare Bibliotheek Jos Debeij, een samenwerkingsovereenkomst getekend. De nieuwe samenwerking is gericht op het bevorderen van het leesplezier van onze leerlingen. De bibliotheek zal ons onder andere ondersteunen bij het saneren van onze schoolbibliotheek en bij het opbouwen en onderhouden van een kwalitatief goede boekencollectie. Ook krijgen we een nieuw digitaal uitleensysteem dat de leerlingen voortaan ook de gelegenheid biedt om bij andere bibliotheken te lenen. En we krijgen advies bij ons lees- en mediaplan en bij het monitoren van het leesgedrag.’
De Facebookpagina van Warmonderhof kwam op 24 augustus met een ‘Open dag Warmonderhof 8 september’:
‘Weerzien op Warmonderhof?

Kom kijken naar wat onze oud-studenten laten zien; Maarten Jansen, varkens, Anita en Mark Alderwegen met Skoftig lekker ijs, Maaike Bosschloo voor de mooiste vakantie van je leven, Tim en Marja Kloet met hun waterproject, Annemiek Zwanenburg voor je laatste reis, Anne en Anneke Koekoek Waddenzuivel, Koen gaat weer pizza’s bakken en Frank Loef presenteert zijn bio Toko, Willem Zevenbergen maakt muziek, Merle Koomans promoot de Estafette winkels. De landbioscoop gaat weer draaien, kortom het wordt weer leuk. Ben je een oud student en wil je ook je bedrijf presenteren...je kunt je nog opgeven bij jverheye@online.nl ( ook een oudleerling)’
Biojournaal kondigde op 23 augustus deze ‘Cursus “Fenomenologie van de natuur” IAOT start 8 september’ aan:
‘Op 8 september gaat de cursus Fenomenologie onder leiding van Jan Diek Mansvelt van start. De cursus gaat over kleine dieren. Zeven zondagochtenden van 10:00-12:30 in Driebergen: 8 september, 13 oktober, 24 november, 2 maart, 6 april, 18 mei en 29 juni. Het thema van dit jaar is: Enkele ongewervelde dieren, en vier elementen, plantendelen en seizoenen.

Dit wordt een extra onderzoekend jaar – we exploreren vrij onbekende gebieden. Honingbijen zijn “in”: hoe kennen we ze? Wat weten we ervan? Honingzoet, bijensteken, trossen bijen in de bomen, vruchtbare koninginnen, nutteloze darren, nijvere werksters. Mieren vinden we vaak enge steekdieren uit het bos, maar soms ook in de weide, of ineens in je tuin. Je licht een steen op en ze beginnen met hun enorme witte eieren te rennen, om ze verder onder de grond in veiligheid te brengen.

Rupsen kennen we vaak als bladwegvreters – ze laten kale planten achter... De cocons zie je bijna nooit. En dan ineens zijn er die vlinders, die zo warrig rondfladderen. Om dan plots feilloos op de bloem te landen waar ze kennelijk een oogje op hadden. En dan die wormen. Dat vinden we vaak maar onooglijke kruipers, die je pas ziet als je een grasplag wegtrekt, of een gat in de grond maakt. Of herkent aan hun vreemde poephoopjes, zo kunstig in het gras gekringeld. Dik en dun, kort en lang, rood, blauw, wit...?

Om ze dichterbij te halen, ze meer recht te doen, gaan we met deze bekende maar veelal toch ver van ons afstaande dieren aan de gang, met een nieuwe blikrichting:
– honingbijen en andere – verwant aan licht en warmte, stuifmeel en honing
– bosmieren en andere – verwant aan aarde en warmte; wortel en zaad
– rupsen en vlinders – verwant aan vocht, licht en lucht; blad en bloem
– regenwormen en andere – verwant aan vocht en aarde; wortel, stengel en blad

Alle deelnemers zijn uitgenodigd zich dit studiejaar, in groepjes en/of apart, met een van deze vier groepen bezig te houden. Het gaat er om ze direct zelf en ook via boeken, platen, video's (internet) en bezoeken aan experts de diergroep te leren kennen in uiterlijke kenmerken, levensprocessen en ecosysteemfuncties. Mediterend over de beelden, die zo allengs in jou als onderzoeker gaan ontstaan, kun je merken dat de dieren je iets gaan zeggen. Ze blijken ons als mensen iets te vertellen te hebben. In hoeverre dat verhaal algemeen is, en in hoeverre het speciaal voor jou als onderzoeker is bestemd zullen we al werkend ontdekken. Voorkennis is niet nodig. Belangstelling voor de natuur wel, en zin in onderzoek.

Adres: ’t Haagje 1, 3971 MZ, Driebergen. Kijk voor meer informatie op www.iaot.nl. Cursusleiding: Jan Diek van Mansvelt’
Ook een aankondiging eergisteren op de Facebookpagina van Yeshayahu Ben-Aharon:
‘Forthcoming!

Spiritual Science in the 21st Century
Transforming Evil, Meeting the Other, and Awakening to the Global Initiation of Humanity

Yeshayahu Ben-Aharon
Lectures
1997-2012
view the contents at: http://www.event-studies.org/
We zien daar inderdaad staan:
‘Table of Contents

Lecture 1. Spiritual Science and Contemporary Philosophy in Dialogue (Colmar 2007) 1 
Lecture 2. An Esoteric History of the 20th Century (Järna 2004) 38
Part 1: The World Situation at Present 38
Part 2: Impulses of Resurrection 59
Part 3: Counterfactual History 71 
Lecture 3. Changing Self Love into World Thinking (Orust 2012) 86 
Lecture 4. The Incarnation of the Middle Stream and Vidar (Orust 2012) 104 
Lecture 5. Can We Become the Guardian Angels of our Brothers and Sisters? (Orust 2012) 124 
Lecture 6. The Working of the Christ in the Apocalyptic Conditions of the 20th and 21st Centuries (Utrecht 1997) 134 
Lecture 7. The Beast and the Reversal (Gothenburg 2009) 150 
Lecture 8. The Christ Event of the 21st Century (Stuttgart 2012) 176 
Lecture 9. Israeli Civil Society and the Global Melting Pot (New York City 2002) 198 
Lecture 10. Israel in the Midst of the Clash of Civilizations (Munich 2004) 221 
Lecture 11. The Global Initiation of Humanity and Education (Oslo 2006) 231 
Lecture 12. The Transformation of Evil and the High Tor Archangel (New York City 2002) 242 
Lecture 13. High Tor Part 2: The Fallen Angels and the Alchemical Processes in Initiation (Saratoga Springs 2002) 273
Endnotes’
Wolfgang Held op de Facebookpagina van weekblad ‹Das Goetheanum› meldde gisteren ‘Mysteriendramen verleihen Flügel’:
‘Der zehnte Zyklus der Mysteriendramen hat vor ausverkauftem Haus stattgefunden. Es ist die letzte Aufführung der Dramen vor dem Umbau der Bühne ab September. Diese Resonanz auf die Neuinszenierung der Dramen hatten nur wenige erwartet. Dabei mag die kollegiale Ensemblearbeit, der Neugriff der Eurythmie wie auch die textorientierte Regiearbeit gemeinsam diesen Erfolg möglich gemacht haben. Der jetzt ausverkaufte Zyklus gibt den Verantwortlichen am Goetheanum den Mut, nach dem nun anstehenden Bühnenausbau weitere Aufführungen der Dramen ins Auge zu fassen. Man darf nicht vergessen, dass die Schauspieler jeweils für die Aufführungen und kurzen Wiederaufnahmeproben als freies Ensemble zusammenkommen. Das sind weitaus schwierigere Bedingungen, als sie bei den vergangenen Inszenierungen geherrscht haben. Es sei, so die Spieler bei der Generalprobe, der familiäre, freundschaftliche Geist im Ensemble, der trotzdem Flügel verleihen würde. Von der Generalprobe dieses zehnten Zyklus wurden Filmaufnahmen gemacht, die in wenigen Wochen Einblicke in das Leben auf und hinter der Bühne geben werden. Wolfgang Held/CC’
Dan heb ik nog dit mooie artikel uit het Duitse vrouwenblad ‘Gazelle’, eergisteren op de website geplaatst, getiteld ‘Waldorfschule im Trend’:
‘Schule für Hippie- und Ökokinder war gestern. Deutschland ruft nach Alternativen zur Staatsschule. Rudolf Steiners Erben geben Antwort. Am Institut für Waldorfpädagogik in Witten-Annen wurde über elementare Fragen diskutiert. Gazelle Autorin Sunya Baaroun traf Waldorflehrer Kellermann, Dipl.-Sportlehrerin Bek, Schulkoordinatorin der Blote Vogel Schule Henke – Kohl und Verwaltungsleitung am Institut Witten Annen für Waldorfpädagogik Körner.

Die Anmeldezahlen für Waldorfschulen steigen. Ist die vermehrte Unzufriedenheit mit der deutschen Bildungspolitik Schuld?

Kellermann: An der Waldorfschule müssen Eltern nicht bereits in der vierten Klasse über den weiteren Werdegang ihres Kindes entscheiden. Erst später, in der elften oder zwölften Klasse, steht den Schülern offen, ob sie das Abitur machen möchten. Dann können sie nämlich selbst entscheiden. Wir bieten somit eine Alternative. Mit Beginn des G8 Modells stiegen die Anmeldezahlen nach der Grundschule. An jeder zweiten Waldorfschule könnten wir aktuell eine weitere fünfte Klasse eröffnen.

Bek: Meine Tochter wäre an der Staatschule in der ersten oder zweiten Klasse sitzen geblieben. An der Walddorfschule hatte sie die Möglichkeit sich zu entwickeln. Heute macht sie Abitur, hat gute Noten. Sie musste nicht schon als Kind Frustration entwickeln. Außerdem ist der Klassenlehrer als Bezugsperson sehr wichtig, da er über acht Jahre dieselbe Klasse unterrichtet. Er ist jemand, der wirklich immer dabei ist, das Kind in seiner Entwicklung begleitet. Auch der Kontakt zu den Eltern ist sehr wichtig: Jeden Monat findet ein Elternabend statt, Gespräche sind stets möglich.

Kellermann: Waldorfschulen geben Kindern die Zeit, die sie brauchen. Das Prinzip lautet: Gelingen fördern. Deshalb gibt es lange Zeit keine Noten, nur Gutachten, damit die Schüler sich nicht dauernd vergleichen. Bei Schulwechseln oder Abschlusszeugnissen werden diese Gutachten dann in übliche Noten übersetzt. Letztere stellen in unserer Gesellschaft eine Tauschwert-Qualifikation dar. Bei uns werden Gebrauchswert-Qualifikationen erworben. Die Eltern erhalten einen Entwicklungsbericht. Möchten Schüler dennoch einmal Noten haben, ist das möglich.

Oft wird die Beziehung zwischen LehrerIn und SchülerIn betont. Räumt man Klassenlehrern so nicht zu viel Macht ein? Und was ist, wenn sie nicht gefallen?

Kellermann: Zunächst sollte die Angst vor dem Scheitern in einem guten System nicht Grund sein, sich an ein schlechtes System zu binden, in welchem der Schüler sich alle paar Jahre einer neuen Bezugsperon gegenüber gestellt sieht. Ich war selber Klassenlehrer. Wenn ich am Ende des Jahres meine Zeugnisse geschrieben habe, konnte ich mir nicht denken: “Zum Glück bin ich Fritz los”, sondern: “Wie komme ich nächstes Jahr mit Fritz zurecht?” Das ist eine Aufgabe. Angenommen man ist mit dem Lehrkörper unzufrieden, sollte man ihn mit den Gründen der Unzufriedenheit konfrontieren. Bei schwerwiegenden Konfrontationen ist ein Lehrer natürlich auch zu ersetzen. Andernfalls kann zum Beispiel der Schüler die Klasse bzw. Schule wechseln.

Gestern noch Schule für Hippie – und Ökokinder. Heute ein Model für intellektuell und alternativ gemäßigte Bürgerliche. Luxus “Waldorfschule”?

Kellermann: Waldorfschulen entstehen aus Initiative heraus. Diese findet man nicht spontan in bildungsfernen Schichten. Denn erst wenn man sich fragt, was man für eine Pädagogik möchte, findet man. Das individuelle Interesse an Bildung zählt – ganz gleich in welchen Einkommensverhältnissen man sich bewegt. Wir sind keine Eliteschule für Finanzkräftige.

Bek: Die erste Waldorfschule wurde 1919 für Arbeiterkinder gegründet. Die Eltern unserer Schüler zahlen einen Beitrag. Dieser kann als Hürde empfunden werden. Das Schulgeld bemisst sich jedoch am Einkommen, somit findet ein Ausgleich statt. Letztlich muss also niemand auf eine Waldorfschule verzichten, weil er wenig Geld zur Verfügung hat.

Wie sieht der unterste Beitragssatz aus?

Kellermann: Null Euro. Nach oben hin etwa 800 Euro. Im Übrigen sprechen wir hier nicht von Schulgeld sondern von einem Schulträgerbeitrag. Thema Luxus: Was ist das? Für mich hat sich die Bedeutung des Begriffs völlig verändert. Ein wichtiges Gut ist Zeit. Ist Gesundheit. Wasser. Bildung. Wenn sich nun eine Gruppe auf den Weg macht, um mit viel Engagement etwas zu verwirklichen, das ihr sehr wichtig ist, dann ist das schon ein Betreiben von Luxus?

Angenommen in einer bestimmten Region hat sich eine Interessengemeinschaft zusammen getan, die sich eine Waldorfschule wünscht. Unter welchen Bedingungen ist ein solches Projekt realisierbar?

Kellermann: Waldorfschulen entstehen in der Regel durch Elterninitiativen. Das Interesse entzündet sich oft durch Erlebnisse mit der entsprechenden Pädagogik. Oder weil es in der jeweiligen Waldorfschule mehr Anmeldungen als freie Plätze gibt. Zunächst sucht man nach potentiellen Lehrern. Danach wendet man sich an die Landesarbeitsgemeinschaft der Walddorfschulen oder an den Bund der Freien Waldorfschulen. Dieser verfügt über einen Kreis von Gründungsberatern. Von diesen bekommt man dann ein oder zwei an die Seite gestellt, die helfen, die Schule auf die Beine zu stellen.

Wie gestaltet sich das?

Kellermann: Schwer. Der Staat stellt Auflagen – wie: entsprechend ausgebildete Lehrer. Dann einen Lehrplan, der dem staatlichen Konzept gleichwertig ist. Die größte Hürde stellt die räumliche Einrichtung dar. Gleich zu Beginn muss man nachweisen, dass man für zwölf Klassen plus Fachräume den nötigen Platz hat.

Anthroposophie. Rudolf Steiner. Waldorfpädagogik. Schlagwörter die schnell in eine Schublade gesteckt werden. Ist das in Ordnung?

Frau Henke-Kohl: Das Problem ist die Schublade, denn bei der ist ja neben dem Aufziehen das Wichtige, dass man sie zumachen kann. Es gibt so viele Facetten und allgemeingesellschaftliche Ansätze, dass eine Schublade sicher nicht ausreicht. Umgekehrt übernehmen andere pädagogische Konzepte auch etwas von der Waldorfschule. Geht man auf dessen Ursprünge zurück, landet man nicht selten bei Waldorf. Die schriftlichen Zeugnisse in der Klasse eins und zwei beispielsweise. Oder: Neuesten Forschungen zu Folge bildet die verlässliche Beziehung zwischen Lehrer und Kind die wichtigste Grundlage fürs Lernen – in der Waldorfschule durch den Klassenlehrer von Anfang an veranlagt.

Lieber grün, singend und tanzend als gesellschaftlich nicht etabliert. Ausweg Waldorfschule, wenn sonst nur die Förderschule bleibt?

Bek: Von der gesetzlichen Grundlage her konnte man vor der Inklusion ein Kind mit besonderem Förderbedarf gar nicht in die Waldorf-Schule aufnehmen. Das wäre jetzt möglich. Es gibt übrigens auch Waldorf-Förderschulen.

Kellermann: Wiederum kann man sagen, dass Kinder, deren Weg eine staatliche Förderschule gewesen wäre, an der normalen Waldorfschule oft sehr gut zurechtgekommen. Mein Sohn konnte am Ende der zweiten Klasse nicht lesen. Der Wille dazu kam erst in der vierten Klasse. Da wir an Waldorfschulen der linken Gehirnhälfte aber genauso viel Bedeutung wie der rechten zumessen, fand mein Sohn bis zu diesem Zeitpunkt Angebot und Bestätigung in anderen Disziplinen.

Durch Waldorfpädagogik erfahren die Kinder also weniger Druck?

Bek: Druck bedeutet für mich, man agiert von außen, damit das Kind lernt. Waldorfschule dagegen hat das Ziel im Inneren des Menschen etwas zu wecken. Das ist also schon da; denn jedes Kind, das in die Schule kommt, möchte lernen. Und entweder mache ich als Lehrerin etwas, damit das so bleibt oder ich handle anders, nämlich so, dass das Kind irgendwann nicht mehr möchte. Letzteres ist fatal. Wenn nötig, sind wir Waldorf-Lehrer allerdings auch konsequent bei der Einforderung von Leistungen, zu denen das Kind fähig ist; denn beides braucht der Mensch: Fordern und Fördern, und manchmal ist es ein und dasselbe.

Dennoch stellt sich die Frage, wie man als Abgänger einer Waldorfschule im normal gesellschaftlichen Leben zurechtkommt. Wenn der Professor an der Uni sich nicht im Geringsten für die Belange all seiner Individuen interessiert.

Bek: Das staatliche Schulsystem ist ein Spiegel des Menschenbildes unserer Gesellschaft: Ziel ist das Funktionieren in der Arbeitswelt.

Kellermann: Gegenfrage, wollen wir diese Gesellschaft denn so, wie sie im Moment ist? Muss ich meine Schüler, nur weil wir eine Ellenbogengesellschaft sind, deshalb auch zwingend darauf vorbereiten? Oder sollte ich nicht versuchen so viel Kraft wachzurufen, dass eben genau diese Kraft die Gesellschaft auch verändern könnte? In unseren Schulen schließen mehr als die Hälfte der Schüler mit dem Abitur ab. Unsere Absolventen sind in ihren späteren Berufen meist zufrieden. Weil sie selbstbewusst genug sind, um nicht den einfachsten Weg zugehen, sondern ihren Weg zu suchen. Wir geben Qualitäten mit, die nicht mit Noten messbar sind. Es gibt ein sicheres Zeichen, an dem man Waldorfschüler erkennt: Sie blicken einem, wenn sie zuhören, in die Augen. Es kommt zur Begegnung. Sie schätzen sie anstatt sie zu fürchten.

Wie anthroposophisch ist die Waldorfschule?

Sabine Henke-Kohl: Sie meinen, ob Anthroposophie unterrichtet wird? Nein. Anthroposophie kann den Lehrenden eine Hilfe sein, sich ihrer individuellen Weltanschauung und ihres Menschenbildes bewusst zu werden.

Körner: Eine Weltanschauung hat schließlich jeder Mensch. Aber ob die ihm bewusst ist, inklusive der Folgen in seinem Handeln, ist entscheidend für die Begegnung mit den Kindern, den Eltern, den Kollegen und letztendlich auch mit sich selbst. Die bislang vorherrschende Weltanschauung, dass mit Geld und Technik alles kontrollierbar sein soll und der Mensch eine Funktionseinheit in dieser Industriewelt sei, hat ihre Ergebnisse gezeigt – bis in die Schule. Also, wie anthroposophisch ist die Waldorfschule? Sie ist so anthroposophisch wie die dort tätigen Menschen sich bewusst für das Welt- und Menschenbild entscheiden, das den Kindern die größtmögliche Entfaltung ihrer Potenziale eröffnet, und selbst danach handeln.

Stichwort bunte Schule in Dortmund als interkulturelle Waldorfschule. Wie läuft das Vorhaben?

Frau Bek: Hiermit lehnen wir uns an die Interkulturelle Waldorfschule Mannheim an. Diese erzielte besondere Erfolge und wurde mehrfach ausgezeichnet. Bisher ist der Start der bunten Schule allerdings nicht abzusehen.’
Eergisteren liet Sander Louis nogmaals weten dat het hem ernst is. Ik had het er al op dinsdag 20 augustus in ‘Lowlands’ over. Hij schreef ‘Opheffing linkedin groep Vrije School Alumni per 1 september’:
‘Beste groepsleden,

Aan alle goede dingen komt een eind, zo ook aan het bestaan van de LinkedIngroep Vrije School Alumni.

Als je de afgelopen periode de berichten op het forum hebt gevolgd weet je inmiddels dat deze groep per 1 september wordt opgeheven. Die beslissing komt niet uit de lucht vallen en speelt al ruime tijd door mijn hoofd. Om het kort te houden de voornaamste redenen: te weinig (vernieuwende) activiteit en te weinig aanwas van leden (eerder is om min of meer dezelfde reden het zusterforum www.vrijeschoolalumni.nl gestopt). Afgezien van een heel klein clubje dat nog actief is lijkt het erop dat we wel zo’n beetje zijn uitgepraat over de Vrije School, in elk geval binnen dit forum. Enfin, wil je meer weten over de motivatie om de groep op te heffen, lees dan de tweede helft van deze discussie nog even na http://lnkd.in/j9bTFx.

Als je je toch graag onder de vlag van de Vrije School op LinkedIn wilt verenigen is er een alternatief: de linkedin groep Vrije School, http://www.linkedin.com/groups?home=&gid=4701523.

Wil je de discussies die hier gevoerd zijn nog nalezen dan kan dat via deze link: http://vrijeschoolalumni.wordpress.com/ (met dank aan Ramon de Jonghe)

Wil je zelf een eigen groep beginnen over een onderwerp naar keuze dan kan dat ook altijd: http://www.linkedin.com/createGroup?displayCreate=

Tot slot: Er waren soms heftige momenten in de discussies en de meningen waren vaak zeer verdeeld. Maar vrijwel altijd ging het om de inhoud. Persoonlijk hebben de discussies mij veel opgeleverd en hebben ze me geholpen met het verwerken en plaatsen van de ervaringen uit mijn schooltijd, positief en negatief. Graag wil ik iedereen heel erg bedanken die de afgelopen jaren een bijdrage heeft geleverd in de discussies en betrokken was bij het forum. Het ga jullie goed!

Hartelijke groet,
Sander Louis

PS Wil je met mij in contact blijven, aarzel dan niet om te linken: http://lnkd.in/NzaQwF
Het nakende einde heeft in ieder geval gezorgd voor een opleving van de discussies; die zijn interessant om nog even kennis van te nemen vóórdat het doek valt aanstaande zaterdag.
.

vrijdag 23 augustus 2013

Uitstap


Volgens SKO, de Stichting KijkOnderzoek, hebben naar de herhaling gisteravond van de zevende aflevering van de Hokjesman over ‘de antroposofen’ maar liefst 296.000 mensen gekeken. Zeer merkwaardig dat er dus naar de herhaling bijna evenveel mensen hebben gekeken als naar de uitzending op 21 februari: die trok 301.000 kijkers (zie ‘Ontvangst’ op 22 februari). Op 12 augustus in ‘Uitgangspunten’ had ik over deze reeks herhalingen aangegeven:
‘Keken er in het voorjaar tussen de drie- en vierhonderdduizend mensen naar, deze zomer is dat de helft van dat aantal.’
Dat wil zeggen tussen de honderdvijftig- en tweehonderdduizend. Daaruit blijkt dat deze aflevering, met nog eens honderdduizend meer kijkers, zich in veel meer dan een gemiddelde belangstelling mocht verheugen. En dat is wel opvallend. Was er in februari een stortvloed aan reacties op te tekenen (wat ik behalve in genoemde ‘Ontvangst’ ook deed in ‘Nazorg’ op 26 februari), nu blijft het volledig stil. Er roert zich niemand. Het is momenteel weliswaar min of meer vakantietijd, maar toch: hetzelfde aantal mensen heeft gekeken. Die voelen zich blijkbaar niet (meer) geroepen om zich op te winden. Mooi. De uitzending valt nog altijd op internet te bekijken, via de website van De Hokjesman zelf, en via Uitzending Gemist, waar die nog altijd de tweede meest bekeken aflevering is, alleen de Volendammers moet hij vóór zich laten.

Ander nieuws: ‘bezoek wethouder w. kemp’ meldde gisteren de website van ‘BC Broekhin. Een katholieke school die openstaat voor iedereen die handelt vanuit en met respect voor elkaar’:
‘Maandag 19 augustus is de heer W.A.J. Kemp, loco-burgemeester en wethouder voor o.a. onderwijs en educatie van de Gemeente Roermond aanwezig geweest bij de historische start van het vrijeschoolonderwijs op Bisschoppelijk College Broekhin in Roermond.

De heer Kemp was uitgenodigd voor een kort informatief samenzijn met directie en docenten op deze allereerste schooldag. Ook leden van de initiatiefgroep ouders, die gepleit hebben voor de oprichting van het vrijeschool voortgezet onderwijs op BC Broekhin, waren hierbij aanwezig.

Voor het eerst in Nederland krijgt de vrijeschool voor voortgezet onderwijs een eigen plek binnen een reeds bestaande reguliere school voor vmboT+, havo, vwo en tweetalig-onderwijs en dat maakte deze dag zo bijzonder. Er valt vanaf dit jaar dus in onze regio nog meer “te kiezen” voor basisschoolleerlingen en hun ouders.’
Ik meldde dit initiatief eerder op 20 januari in Halve maan’, 7 februari in Ballotagesysteem’ en 23 mei in Halveren’. Op de website lezen we hier verder over:
‘Visie en missie

BC Broekhin is een katholieke school. Naast het aanbieden van inhoudelijk goed onderwijs is een van de doelen het overbrengen van die normen en waarden die belangrijk zijn voor een evenwichtige, positieve ontwikkeling van jongeren in de maatschappij.

Kenmerken

BC Broekhin Roermond is een school met een aantal kenmerkende en onderscheidende eigenschappen: het vmbo-t-plus, de kansklassen en banduren, de vrijeschool, het tweetalig onderwijs (tto) en internationalisering (o.a. Elos, Goethe, Anglia en vele internationale uitwisselingen), de vooropleiding conservatorium (voco), de uitstekende leerlingenzorg, het breed scala aan culturele activiteiten (o.a. Vastenactieshow en Unplugged) en een aantal andere projecten, zoals schoolwacht. Bovendien is de locatie Roermond gehuisvest in twee gebouwen die door middel van een verbindingsvleugel met elkaar verbonden zijn. De leerlingen van de onderbouw en die van de bovenbouw krijgen zoveel mogelijk les in hun “eigen” gebouw. Hierdoor bestaat de mogelijkheid een pedagogisch klimaat te creëren, afgestemd op de afzonderlijke leeftijdsgroepen.

Academische Opleidingsschool

In Limburg hebben twaalf scholen hun krachten gebundeld in de Academische Opleidingsschool Limburg (AOSL). Daarvan kunnen acht scholen, waaronder BC Broekhin, aangemerkt worden als Academische Opleidingsschool, de vier andere zijn gewone opleidingsscholen. De krachtenbundeling én de samenwerking met universiteiten en hogescholen is een meerwaarde voor het onderwijs op BC Broekhin.

Het geeft de school de mogelijkheid kennis en onderzoek te verbinden met het ontwikkelen van didactische en pedagogische vaardigheden in combinatie met het opleiden van goede docenten. De deelnemende scholen denken als critical friends met elkaar mee en maken gebruik van elkaars ervaringen in innovatieve ontwikkelingen. De expertise die het Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek (LOOK) van de Open Universiteit, de Teachers Academy van de Universiteit Maastricht en de Fontys Lerarenopleiding Sittard inbrengen, zorgt ervoor dat opleiden, ontwikkelen, innoveren en onderzoek doen binnen de middelbare school mogelijk wordt. Kijk voor meer informatie op: www.aosl.nl.

Locatie Swalmen/Reuver

Leerlingen volgen hier onderwijs op het niveau vmbo. Het aangeboden onderwijs is gebaseerd op de Jenaplan-gedachte. Sinds augustus 2012 is er op deze locatie het Vakcollege Techniek en Zorg en Welzijn gevestigd. Kijk voor meer informatie op: www.broekhinjenaplan.nl
Een geëngageerde school, dat is duidelijk. De Facebookpagina van Erziehungskunst. Waldorfpädagogik heute liet vanochtend weten:
‘Mit viel Sinn für Eigenironie spricht Aniston über ihre Kindheit und Jugend auf einer Waldorfschule, ihre Jahre als Kellnerin, die jedem erzählt, dass sie eigentlich Schauspielerin ist, und ihr erstes Engagement in einem Horrorfilm – und das, obwohl sie Horrorfilme nicht leiden kann. http://tinyurl.com/la6r9fg
De link leidt naar:
‘Jennifer Aniston – Das Interview. Inside the Actors Studio. Freitag, 23. August 2013. USA 2011 – 50 Min.

Bislang reißt die Erfolgsgeschichte der Jennifer Aniston nicht ab. Vom Glücksfall, im Jahr 1994 als Rachel Green für “Friends” gecastet worden zu sein, über die ersten Romantikkomödien Ende der 1990er-Jahre bis zu den großen Hits wie “Bruce Allmächtig”, “und dann kam Polly”, “Trennung mit Hindernissen” oder zuletzt “Kill the Boss” – Anistons Schaffen ist ein Musterbeispiel für Kontinuität und Qualität. Mit viel Sinn für Eigenironie spricht Aniston über ihre Kindheit und Jugend auf einer Waldorfschule, ihre Jahre als Kellnerin, die jedem erzählt, dass sie eigentlich Schauspielerin ist, und ihr erstes Engagement in einem Horrorfilm – und das, obwohl sie Horrorfilme nicht leiden kann. Aber auch für stillere Momente ist Platz, wenn Lipton mit der preisgekrönten Schauspielerin über die frühe Scheidung ihrer Eltern spricht. Obwohl sie bereits zahlreiche kommerzielle Erfolge vorzuweisen hat, wirkt Aniston während ihres Gesprächs mit Lipton sehr geerdet und vollkommen unkaprizös. “Sie sind ein Star, verdammt noch mal”, versucht Lipton ein wenig Glamour aus ihr herauszukitzeln. Es ist eine besondere Folge von “Inside the Actor’s Studio”: Schließlich kommt es nicht oft vor, dass James Lipton sich eine der Antworten seines Gastes als Highlight aus 17 Jahren Show direkt notiert.’
‘Het Wageningse onderzoek naar phytophthora-resistentie in aardappelen kan rekenen op veel belangstelling van burgers. De publieksdag op 15 augustus 2013 werd zeer druk bezocht. Onderzoekers legden uit dat ze zowel via genetische modificatie als via biologische veredeling resistentiegenen inbrengen bij aardappelen. Bezoekers van de publieksdag stelden scherpe vragen.

Unieke samenwerking phytophthora-onderzoekers

“Hoe kan het dat het nu wel lukt om via klassieke veredeling resistentiegenen in te kruisen, terwijl dat in het verleden nooit succesvol was?”, vroeg een bezoeker aan Edith Lammerts van Bueren, projectleider van het project BioImpuls. “Omdat we intensief samenwerken met onderzoekers die in het DuRPh-project via genetische modificatie resistentiegenen inbrengen in aardappelen”, antwoordde Lammerts van Bueren. “Bij BioImpuls gebruiken we uitsluitend biologische methoden om aardappelrassen te ontwikkelen die resistent zijn tegen de aardappelziekte phytopthora – en die uiteraard knollen produceren die de consument graag eet – maar we maken daarbij ook graag gebruik van de kennis die binnen het DuRPh-project ontwikkeld wordt. Het vinden van een moleculaire merker kost bijvoorbeeld ongeveer een ton. Wij hebben daarvoor niet de middelen, maar DuRPh wel.”

Waarom verschillende budgetten?

In reactie op dat antwoord wilde iemand anders weten waarom er een miljoen euro per jaar beschikbaar is voor het project Duurzame Resistentie tegen Phytophthora (DuRPh), terwijl BioImpuls, dat resistentie via biologische weg inkruist, een budget heeft van “slechts” twee ton per jaar. Anton Haverkort, projectleider van DuRPh, antwoordde: “Ten eerste worden op minder dan 1 procent van het totale aardappelareaal in Nederland biologische aardappelen verbouwd, dus je zou kunnen zeggen dat er in verhouding juist veel geld beschikbaar is voor BioImpuls. Ten tweede vergen de technieken die wij gebruiken voor genetische modificatie veel meer kapitaal dan het kruisen via bestuiving.” Daar voegde hij aan toe dat, hoewel het onderzoek duurder is, het via genetische modificatie inbouwen van cassettes met resistentie-genen voor bedrijven straks mogelijk vele malen goedkoper is dan veredelen. Jarenlang kruisen totdat er een goed ras ontwikkeld is, is dan niet meer nodig. Resistentiegenen kunnen simpelweg ingebouwd worden in een ras dat verder ongewijzigd blijft, en waar al een markt voor is.

Veel vragen over genetische modificatie

Dat het inbouwen of inkruisen van resistentiegenen uit wilde aardappelsoorten in cultuuraardappelen effectief is, konden de vele geïnteresseerde burgers met eigen ogen zien in een proefveld van Wageningen UR. Van het belang van een oplossing voor het probleem was ook iedereen overtuigd. Aardappel is namelijk het derde voedselgewas ter wereld en om dit belangrijke gewas te beschermen tegen phytophthora wordt jaarlijks alleen al in Nederland 1400 ton fungicide gespoten. Als het zelfverdedigingsmechanisme van de plant verbeterd wordt, zal 80 procent minder bestrijdingsmiddel nodig zijn. Maar of genetische modificatie nu wenselijk was, daarover verschilden de meningen. Mensen hadden veel vragen over hoe genetische modificatie nu eigenlijk in zijn werk gaat, wat er al bekend was over eventuele risico's en hoe ervoor gezorgd wordt dat de phytophthora-schimmel niet binnen een paar jaar, via mutaties, door die resistentie heen weet te breken. Op al deze vragen gaven de onderzoekers uitgebreid antwoord.

Uitgebreide informatie over de beide onderzoeken naar phytophthora-resistentie is te vinden op de websites van DuRPh en BioImpuls.’
Ik heb hier al heel wat keren bericht over Christine Gruwez. Maar volgens mij niet wat al enige tijd op de website van de Iona Stichting vermeld wordt (en wat alleen via de pagina met ‘Iona initiatieven’ is te bereiken):
‘Christine Gruwez is filosofe en Iraniste. Wij hadden al veel met haar samengewerkt en haar onderzoek naar het Manicheïsme wilden wij ondersteunen. Deze studie heeft inmiddels een wending in oriëntatie gemaakt van de aanvankelijke historische blikrichting naar de toekomst van het Manicheïsme. Zij werkt nu aan een boek over het Manicheïsme als basis voor dialoog in de moderne tijd. Wellicht kan zich dit ontwikkelen tot een Manichese filosofie van de vrijheid.

Op initiatief van de Iona Stichting, Tettje van Wageningen en Margriet en Peter Idenburg, drie reisgenoten van Christine Gruwez, werd in 2008 de Vriendenkring Onderweg met Christine Gruwez opgericht. De Vriendenkring verenigde mensen die van mening waren dat wat Christine Gruwez inzake inzicht met anderen deelt, voor velen in de wereld van groot belang is. Niet alleen voor henzelf.

De cirkel is rond

Begin april 2013 werd de Vriendenkring opgeheven. Het initiatief vroeg om een nieuwe vorm, waarbij Christine haar tocht op een andere manier zal voortzetten.

Christine heeft een eigen website: http://christinegruwez.info. Hier kunt u informatie vinden over wat haar bezig houdt.

Giften

Hoewel de Vriendenkring een andere wending heeft gekregen, kunt u het belang van het werk van Christine wel blijven ondersteunen. Uw gift is welkom op rekeningnummer 1427404 t.n.v. de Iona Stichting te Amsterdam o.v.v. Vriendenkring Christine, code 2212.
IBAN: NL90INGB0001427404 en BIC: INGBNL2A (kosteloos).

Let op: giften zijn aftrekbaar van de belasting indien de gever gevestigd is in Nederland.
Neem voor meer informatie contact op met het secretariaat.

Nieuwsbrieven

De nieuwsbrief verschenen in het voorjaar van 2013 is het slotstuk van een tiendelige reeks die in 2008 begon.
* voorjaar 2013
* najaar 2012
* voorjaar 2012
* najaar 2011
* voorjaar 2011
* najaar 2010
* voorjaar 2010
* najaar 2009
* voorjaar 2009
* najaar 2008
Opgeheven is de vriendenkring dus. Op 28 mei 2009 citeerde ik in ‘Beoordelingen’ uit het jaarverslag 2008 van de Iona Stichting:
‘In goede samenwerking met Margriet en Peter Idenburg en Tettje van Wageningen, reisgenoten van Christine Gruwez, kon op 6 april in het Nutshuis in Den Haag met ruim honderd belangstellenden de Vriendenkring “Onderweg met Christine Gruwez” worden opgericht.’
Dat was dus in 2008. Ook kon ik toen dit ‘Voortgangsbericht proefschrift’ geven:
‘Eind november 2008 is het eerste hoofdstuk van het proefschrift in een eerste versie afgerond geworden. Daarin wordt het vraagstuk van de oorspronkelijkeid van het dualisme in het Manicheïsme nagegaan aan de hand van tekstfragmenten. Centraal staat de Middel-Iraanse tekst, een leerschrift, dat Mani schreef in opdracht van Shapur I, de zogeheten Shabuhragan. De andere tekst is de Keulse Mani-Codex (CmC). Deze laatste is geen leerschrift, maar een apologetisch schrift, een “Vita”. De schaarse leerstellige passages in de CmC winnen daardoor extra aan belang.

Op dit ogenblik is in opdracht van Prof. J. Van Oort het gedeelte dat betrekking heeft op de CmC herwerkt tot een essay in artikelvorm. In afwachting dat Hans van Oort einde maart terug is uit Zuid-Afrika, wordt nu ook het Shabuhragan gedeelte herschreven als essay. Daardoor wordt de betooglijn strakker en de argumentatie kan met meer overzicht stap voor stap worden uitgewerkt.

Christine Gruwez, Februari 2009’
Gek genoeg heb ik sindsdien niet meer gevolgd hoe het hiermee verder is gegaan. Maar dat verzuim kan ik goedmaken. Zeker met alle nieuwsbrieven onder handbereik. Ik ga verder met de derde ‘Nieuwsbrief Vriendenkring. Onderweg met Christine Gruwez’, waar ‘maart 2009’ boven staat, maar die in werkelijkheid van najaar 2009 is. Als ‘Voortgangsbericht proefschrift’ wordt hier geschreven:
‘Tussen 8 en 12 september vond in Dublin de vierjaarlijkse International Conference for Manichaean Studies plaats, waaraan onderzoekers en wetenschappers zowel uit verschillende disciplines (kunstgeschiedenis, linguïstiek, godsdienstgeschiedenis, e.a.) als uit alle delen van de wereld (Nieuw Zeeland, Japan, Australië, USA, Europa, etc) deelnamen. Parallel aan dit gebeuren werd een tentoonstelling in de Chester Beatty Library geopend, (9/9-1/11) met als thema de ontdekking en ontcijfering van de koptische codices gevonden in Medinet Madi, (Egypte), tevens de allereerste keer dat manicheïsche geschriften voor een groot publiek te bezichtigen zijn.

Niet alleen deze tentoonstelling, ook de conferentie bracht een “primeur” van wereldformaat! Immers, professor Yutaka Yoshida (Kyoto Universiteit) maakte melding van een zevental schilderingen op zijde, allen met uitgesproken Manicheïsche voorstellingen, zoals episodes uit de kosmogonie en uit de eschatologie. De rollen, zeer verschillend qua formaat, in de veertiende eeuw in China geschilderd, doken op in Japan. Professor Zsuzsanna Gulacsi van de Universiteit van North Arizona besprak op haar beurt één van de doeken, die duidelijk een voorstelling toont van de manicheïsche Jezus met het lichtkruis in de linkerhand. Professor Jorinde Ebert (Universiteit Wenen) maakte verhelderende vergelijkingen tussen afbeeldingen bekend uit de manicheische miniatuur-fragmenten uit de Turfan collectie en elementen uit de nieuw opgedoken schilderingen. Vanaf het voorjaar 2010 zullen meerdere publicaties over deze opzienbarende vondsten verschijnen.

Aan deze conferentie deel te kunnen nemen stelde me niet alleen in de gelegenheid om de huidige stand van zaken in het kennelijk uiterst dynamische onderzoeksveld van het manicheïsme te vernemen, maar het was ook een gelegenheid om weer in contact te worden gebracht met mijn eigen motivatie en dus enthousiasme in dit gebied. Voor beide ben ik ten zeerste erkentelijk!

Christine Gruwez, September 2009’
In dezelfde nieuwsbrief ook dit bericht van An Notebaert:
‘Beste vrienden van Christine, in Nederland en België,

Na bijna drie jaar assistentschap voor Christine wil ik in deze kleine persoonlijke bijdrage voor de vriendenbrief proberen iets te beschrijven van hoe ik de Nederlandse en Belgische kant van de vriendenkring gedurende die tijd heb waargenomen en ervaren. Dit kan slechts heel kort, in enkele typeringen – misschien nodigt het uit tot een verkennen en uitdiepen op een volgende vriendenbijeenkomst.

Het assistentschap begon toen Christine nagenoeg voltijds actief was in Nederland als reisleidster, lesgeefster aan enkele academies, en begeleidster van meditatiegroepen en werkplaatsen. Dat was een tamelijk onthutsende ervaring! Het werk van Christine in Vlaanderen was me bekend – ze gaf er les, cursussen en voordrachten. Wat zich echter op het Nederlandse grondgebied ontvouwde (ik moest geregeld beroep doen op de landkaart om de nodige bus- en treinroutes uit te stippelen), was een stuk omvangrijker dan in de zuidelijke provinciën. En dit al enkele jaren lang. Tientallen mensen die vaak meerdere keren een cursus, werkplaats, of reis meemaken en met elkaar als het ware aan een groot betekenisveld weven en werken: als draagvlak voor de vriendenkring kan dit nauwelijks onderschat worden. Dát dit draagvlak op relatief korte tijd kon ontstaan, vertelt uiteraard ook iets over specifiek historische achtergronden en ontwikkelingen in Nederland.

Met de vaststelling dat een en ander zich niet (of beter: nog niet) op dezelfde manier in Vlaanderen heeft afgespeeld, begeven we ons op het welbekende gladde ijs. En voor we gaan glijden – en vrijwel zeker uitschuiven –, zou ik het als volgt willen karakteriseren: in een land waar de historische en voortdurend moeizame spanningsverhouding tussen de gemeenschappen in alle maatschappelijke en culturele aangelegenheden steeds de toon zet, ontmoeten mensen die willen werken aan het creëren van vrije ruimte – op verschillende gebieden – de nodige weerstanden. Eén specifiek terrein van weerstanden zij hier genoemd: vanuit een innig maar streng katholicisme overgaan naar een vrije en zelfstandige verhouding tot het spirituele. De Steinerschool van Antwerpen bijvoorbeeld – dit jaar en volgend jaar de plaats waar de vriendendag plaatsvindt – was lange tijd de enige vrijeschool in België. De uitbreiding en verbreding van initiatieven vanuit de antroposofie – naast andere stromingen van maatschappelijke vernieuwing – vond plaats in het laatste derde deel van de vorige eeuw. Bij dit alles is het dan ook verheugend om te kunnen waarnemen, dat ondanks of doorheen de alarmerende en crisisachtige ontwikkelingen van de laatste paar jaren, er hard gewerkt wordt om de aanwezige vrije ruimte met elkaar te delen en in te richten, ze daadwerkelijk te bewonen en te bewaren.

Het werk van Christine, en van velen met haar, heeft als voorwaarde en actieterrein deze vrije ruimte, zij het innerlijk of uiterlijk. Het is in deze ruimte dat noord en zuid elkaar vroeger én nu konden en kunnen ontmoeten – het is de ruimte waarin we elkaar gastvriendschap kunnen
betuigen.

Met hartelijke groet,
An Notebaert’
Twee nieuwsbrieven verder, namelijk die van november 2010, werd een nieuwe ‘Stand van zaken proefschrift’ gegeven:
‘“De reeks ontdekkingen gaat nog steeds onverminderd voort” schreef Christine Gruwez in maart 2010 in de nieuwsbrief van onze vriendenkring. Sindsdien heeft Christine verder waardevol en uniek materiaal verzameld en een studie gemaakt van de teksten die naar manicheische kunstopvattingen in het kader van het manichese dualisme verwijzen. Daarbij werd ook interessant beeldmateriaal onderzocht. Zo is zij verder doorgedrongen in de materie die haar al zoveel jaren in zijn greep houdt.

Echter, een ingrijpende wending heeft zich recent voorgedaan. Alhoewel sinds de deelname van Christine aan de conferentie te Dublin (7e Internationale conferentie van de IAMS, 8-12 september 2009) haar proefschrift een nieuw elan had gekregen, heeft dit niet kunnen beletten dat professor dr. Hans van Oort zich als promotor uit het promotietraject heeft teruggetrokken.

Het is nog te vroeg om een andere weg uit te stippelen. Verscheidene mogelijkheden worden nu onderzocht. Een van de mogelijkheden is het reeds verzamelde materiaal in een boek te verwerken, dat de thema’s van Christine’s onderzoek bundelt en dat voor een groter publiek toegankelijk is. In de komende weken schrijft Christine aan een eerste ontwerp voor deze mogelijk nieuwe opzet.

In de folder van de Vriendenkring Onderweg met Christine Gruwez staat over de betekenis van de vriendenkring: “Christine Gruwez wil graag de ruimte krijgen om haar studie over het manicheïsme te voltooien”. Die ruimte willen wij haar nog steeds graag geven, al is het resultaat dan wellicht niet een proefschrift, maar een voor veel meer mensen inspirerend boek.

“Vervolgens wil zij zich onder meer inzetten voor verdere stappen in de dialoog tussen christendom en islam”. Voor die activiteit kan Christine nu meer ruimte vrij maken. Kortom, het zich terugtrekken van Hans van Oort betekent geenszins een doodlopende weg voor Christine. Wij blijven met haar onderweg! Gelukkig.

Namens de initiatiefgroep,
Margriet Idenburg-de Savornin Lohman.’
In maart 2011 kwam er een nieuwe ‘Stand van Zaken’:
‘Beste vrienden,

Even een kort bericht over hoe het schrijfproject er op dit ogenblik voorstaat. Nadat – zoals bekend – in september 2010 Hans van Oort zich heeft teruggetrokken hebben een aantal gesprekken plaatsgevonden waaronder ook herhaaldelijk overleg met de initiatiefgroep voor de Vriendenkring.

Uit deze intense wisselwerking is het besluit gerijpt om het materiaal dat nu voorhanden is, om te werken tot een publicatie voor een ruimer publiek. Daardoor wordt ook mogelijk dat het thema van het manicheisme verder kan worden verdiept in een dialoog met het huidige tijdsgebeuren, zoals dit reeds een eerste keer is gebeurd bij Tijdgenoten onderweg.

Enkele thema’s die zich daarbij aandienen zijn o.a.
– het verlangen naar werkelijkheid in een spektakelcultuur die de toegang daartoe verhindert en voor wie de werkelijkheid “taboe” is;
– de samenhang tussen het doorleven van een conflict en het ontwerpen van een toekomst die nieuw wordt (de creatieve potentie in een conflict);
– het spanningsveld tussen verschuiving (stoelendans!), verandering (het oude in een nieuw kleed) en omvorming (het nieuwe dat principieel niet bij voorbaat kan gekend worden).

De blikrichting is daarbij de toekomst van het manicheisme, zoals dit zich nu reeds aankondigt. Het onderzoek dat ik sinds begin 2008 hoofdzakelijk aan het historische manicheisme en de Middeliraanse geschriften heb gewijd, toont zich daartoe als van onmisbaar belang. Bijvoorbeeld het conflictmodel, zoals het in de manichese mythos inherent aanwezig is, verwijst onmiddellijk naar de vraag betreffende de creatieve potentie in ieder conflict.

Op dit ogenblik schrijf ik het nawoord bij de uitgave van de Nederlandse vertaling van de Hemelse Hiërarchie, van Dionysios de Areopagiet (een Iona Project). Daarin wordt aan de hand van de uitbeelding van engelen in de kunst de verhouding tussen wezen en beeld getoetst.

Christine Gruwez, maart 2011’
In september 2011 bevatte de nieuwsbrief een ‘Aankondiging’:
‘De vriendenkring heeft voor Christine een weblog geopend, waar zij ons deelgenoot maakt van ervaringen en overwegingen onderweg: even stilstaan bij een indruk, een foto, langere artikels, een caleidoscopisch beeld waarin de thema’s van de vriendenkring kunnen verschijnen. Ervaren internetreizigers hebben hem wellicht al ontdekt: www.christinegruwez.info – met dank aan Gerard Bik voor ontwerp en begeleiding.’
In dezelfde nieuwsbrief een verslag door An Notebaert van een ‘Uitstap van de vriendenkring naar Oss; ontmoeting en gesprek met Gijs Frieling en Christine Gruwez. Zondag 10 april 2011, Museum Jan Cunen – Oss’:
‘Een frisse en zonnige aprildag, de stad Oss nog helemaal in ochtendlijke zondagsrust. Het Museum Jan Cunen massief en statig in het park – de afspraakplek voor de Vriendenkring, die 10e april. In het museum loopt op dat moment (en nog tot eind 2011) de tentoonstelling Pizzeria Vasari, muurschilderingen in de voormalige trouwzaal door Gijs Frieling. In de vorige vriendenbrief waren al enkele afbeeldingen opgenomen, wie nog wat meer wil zien, kan een kijkje nemen op de website van het museum, of uiteraard zich Oss-waarts begeven.

Want het is een merkwaardig schouwspel, en het vraagt zeker enige tijd om het goed in je op te nemen. Als dan de kunstenaar zelf aanwezig is, en in gesprek gaat met een aandachtige kunstbeschouwer als Christine, en bij uitbreiding de aanwezige vrienden, kan het werk in zijn breedte en diepte waargenomen worden.

Christine opent de ontmoeting met de vaststelling dat ze zich in een beeldenwereld bevindt. We worden rondom omringd door een panorama aan beelden. Als we voor een beeld staan, zijn er ook beelden links en rechts en achter ons. Als we omhoog kijken, zijn er nog weer nieuwe beelden. We zijn erin, niet frontaal ertegenover. Door deze rondomopstelling spreken de beelden ook met elkaar, er ontstaan als het ware verhalen, en het vraagt tijd en inkeer om te luisteren en deze beelden zich in onszelf te laten uitspreken.

Aanknopend bij enkele uitspraken van G. Frieling en met het oog op het gesprek brengt Christine dan een drietal elementen aan die in vele kunstbeschouwingen aan de orde zijn. Ze noemt de begrippen kunst, verlangen en werkelijkheid. Deze drie zijn uiteraard niet eenduidig te omschrijven, het zijn gelaagde begrippen, en ze staan in een complexe verhouding tot elkaar. Wat het begrip verlangen betreft, wil zij proberen om een bepaalde betekenislaag als het ware in ere te herstellen. Als je heel zorgvuldig naar dit begrip kijkt, bespeur je er een bepaalde spanning in, iets als van een gespannen boog – daar is spanning en richting. Een verlangen is ergens op gericht, maar is het de bedoeling dat de spanning opgeheven wordt? Of is het juist de bedoeling om de spanning uit te houden? Welk verlangen is het dat als het ware zichzelf steeds vernieuwt? Heel waarschijnlijk is het een verlangen naar de werkelijkheid. Maar ook dit is een complex en meerlagig begrip. Verlangen we naar de naakte, rauwe werkelijkheid? Of proberen we om dit soort werkelijkheid “aan te kleden”, ontwikkelen we strategieën om de werkelijkheid te verdoezelen? Het zou te simpel zijn om dan kunst te zien als een manier om de werkelijkheid “aan te kleden”. Veeleer speurt een kunstenaar naar een werkelijkheidsaspect dat niet zomaar zichtbaar is, hoewel hij bijvoorbeeld als beeldend kunstenaar wel iets laat zien! Als kunstenaar zoekt de mens naar iets heel diep binnenin, iets waar “zijn verlangen naar uitgaat”. Kunst in al haar vormen speelt zich af in het grensgebied tussen verlangen en werkelijkheid.

Op zijn beurt opent Gijs Frieling met de gedachte dat het hem vanuit de vaststelling van het steeds groter wordende isolement van de hedendaagse kunst – als karakteristieken noemt hij o.m. het “opgesloten zijn in een intellectueel discours”, waar “iedereen steeds bezig is met eigen standpuntbepaling” – een steeds groter wordende behoefte (verlangen) werd werk te maken dat verbindingen legt met de wereld buiten de kunst. Een kunstenaar is iemand die om zich heen kijkt, en wil weten wat de dingen zijn – schilderend komt hij erachter wat of hoe iets is. Kunst is een manier om de werkelijkheid vast te stellen, maar het is een heel wonderlijk soort “vast”stellen, omdat je blikrichting steeds kan wisselen. En anderzijds kan een kunstenaar door zijn werk als het ware de heftigheid, de vurigheid van de werkelijkheid uithouden.

Hierna ontspon zich gaandeweg tussen beide sprekers en de aanwezige vrienden een tastend gesprek, een gedachtewisseling waarin allerlei nuances en lagen van het thema onderzocht en verkend werden. Telkens weer konden we kijken naar bepaalde fragmenten van het ons omgevende kunstwerk, en telkens weer konden we daardoor aanknopen zowel bij de geschiedenis van kunst en cultuur, als bij het moderne levensgevoel en hoe dit in de hedendaagse kunst uitdrukking vindt. Het was op een bepaalde manier enigszins adembenemend, spannend en ook weer heel voorzichtig, omdat iedereen, zowel de mensen die aan het gesprek deelnamen, als diegenen die luisterend aanwezig waren, voelde dat deze inhouden zich bevinden in een gebied dat niet zomaar met onze alledaagse woorden benaderd kan worden. We konden ervaren dat het nodig was om de taal zelf als het ware te herontdekken.

An Notebaert’
Meteen hierna volgde ‘De tweede dag’:
‘Nauwelijks met het blote oog te zien, maar wel heel aanwezig: de scheppingsdagen aan het zuidportaal van de kathedraal te Laon. Op de tweede dag (de middelste van de afbeeldingen) houdt de Logos in de linkerhand een discus, waarvan de binnenrand met negen gevleugelde kopjes is bezet. Met de rechterhand beroert Hij zachtjes het oppervlak der wateren.

De discus in de linkerhand (sommige spreken hier zelfs van een mand!) heeft nog deze bijzonderheid: in het midden verschijnt er een tiende kopje. Niet gevleugeld deze keer!

Ten tijde van de Frankische koningen, in het bijzonder onder de regering van Karel de Kale, was Laon een centrum van geleerdheid, waarbij op de eerste plaats Ierse monniken en geleerden het keur uitmaakten. In de negende eeuw was aan deze school niemand minder dan Johannes Scotus Eriugena verbonden, de vertaler van de geschriften van de Areopagiet en auteur van het Periphyseon.

De gotische kathedraal die nu het plein domineert, was toen, ten tijde van Scotus Eriugena, nog een Karolingisch bouwwerk. Maar de geestelijke substantie, waarvan de gotische kathedraal in de daaropvolgende tijd uitdrukking is, werd in de kring van de Ierse geleerden, met Scotus in hun midden, tot stand gebracht. Ook dit is een scheppingsdaad.

Wie hier over meer wil lezen en andere beelden wil bekijken, wordt uitgenodigd om het nieuw geopende weblog www.christinegruwez.info te bezoeken.’
Daar vinden we namelijk bij ‘Engelen Onderweg 2’, onder de datum van 23 augustus 2011, dus vandaag precies twee jaar geleden:
‘Die dag sta ik voor de westgevel van de vroeggotische kathedraal te Laon. Het is mijn beurt om verrast te zijn. Rond 1160 begonnen werd haar bouw in 1235 voltooid. De Notre Dame, van een imposante verticaliteit, verheft zich statig boven de middeleeuwse bovenstad, ooit een residentie van de Karolingers.

In die periode was er te Laon een kathedraalschool gevestigd, die als een voorloper voor de meer bekende school van Chartres mag worden beschouwd. De Ier Johannes Scotus Eriugena was in de negende eeuw een van de belangrijke leraren.

Het uitzonderlijke aan Eriugena is dat hij – wat een zeldzaamheid was in het Karolingische rijk – over een solide kennis van het Grieks beschikte. Daardoor was hij in staat om tot dan toe vrijwel onbekende geschriften uit de Byzantijns christelijke traditie voor het westerse christendom toegankelijk te maken.

In opdracht van Karel de Kale vertaalde hij aldus ook de geschriften van Dionysius de Areopagiet naar het Latijn. Toen nog werd de auteur beschouwd als een rechtstreekse leerling van de apostel Paulus. Hoe dan ook, deze geschriften zullen van een beslissende invloed zijn voor de latere ontplooiing van de christelijke mystiek.

Boven de portalen aan de westfaçade wemelt het er van de engelen: verkondigingsengelen, engelen bij Maria Hemelvaart, musicerende engelen, engelen met wierookvaten... Niet verwonderlijk wanneer je bedenkt dat een van de traktaten van de Areopagiet de werking en het wezen van de engelenkoren beschrijft in een verheffende taal die de beschouwende lezer meevoert tot aan de goddelijke oorsprong van alles wat is: het moment waarop het Licht mededeling wordt.

Mijn vreugde is echter compleet wanneer ik in de archivolten van het zuidportaal, waar het Laatste Oordeel wordt uitgebeeld, eindelijk de tweede scheppingsdag ontdek, die ik alleen nog maar via afbeeldingen kende. Het is het eigenste moment waarop de Logos, “le Verbe Créateur” de negen engelen hiërarchieën  in het bestaan roept en zie... in hun midden, als tiende verschijnt de mens.’
Aan het einde van deze nieuwsbrief was ook ‘De vriendenkring in aantallen en in geld’ te vinden:
‘Er kwam een vraag naar transparantie over het aantal vrienden en het totaal van hun bijdragen. Daar willen wij natuurlijk graag op antwoorden, maar dan willen wij allereerst onze dankbaarheid uitdrukken voor elke bijdrage, hoe klein ook, die binnen komt, want financieren is gezamenlijk werk: grote aantallen kleine bijdragen zijn de basis van enkele grotere en dat samengeteld geeft dan de basis die Christine nodig heeft.

Vanaf de start in 2007 zijn er 164 opgaven binnengekomen, waar van 28 echtparen, zodat het in feite 192 mensen betreft – een prachtige kring! Hiervan zijn inmiddels 4 personen overleden, 8 personen hebben nooit iets betaald, 41 hebben slechts eenmalig bijgedragen, zodat de kring gedragen wordt door 139 mensen die meermaals bijgedragen hebben.

In de jaren 2007 t/m 2010 was het totaal van de bijdragen resp. bijna € 14.000, ruim € 18.000, ruim € 26.000 en bijna € 19.000. De hoge score van 2009 is te verklaren door drie bijdragen van in totaal € 7000 die als eenmalig bedoeld waren. De normale som van de bijdragen is ruim € 18.000. Nu in 2011 is er halverwege de zomer reeds € 8.000 binnen gekomen, dus mogen we dit jaar misschien weer op ruim € 18.000 rekenen. Hopelijk zal de reis van de vriendenkring naar Israel een klein overschot opleveren, want de vriendenkring zou eigenlijk € 35.000 moeten opleveren om de ambities werkelijk waar te maken.

Wij hopen zeer dat u de vriendenkring niet vergeet! Met dat doel hebben wij een strookje bijgevoegd voor degenen die nog niet betaalden, met verzoek dit bij uw giroboekje te bewaren totdat u gaat betalen. Heel hartelijk dank voor uw welwillende aandacht!

Namens de initiatiefnemers, Ignaz Anderson en Michiel ter Horst’
De nieuwsbrief van maart 2012 bracht ‘De horizon van het onderweg zijn’:
‘Van Tijdgenoten onderweg naar O que é ser comtemporâneo? en verder!

— In 2006 verscheen bij de RS.A, thans Via Libra, Tijdgenoten onderweg, gevolgd door een tweede oplage in 2007.
— In 2009 verscheen bij Verlag Die Pforte, thans Futurum Verlag Basel, Zeitgenosse werden, een vertaling in het Duits (vert. A. Dom-Lauwers).
— In 2010 verscheen bij Editions Triades Devenir Contemporain (vert. I. Ablard-Dupin).
— In 2011 bij lulu.com Walking with your time, een vertaling in het Engels, die thans in de USA en Canada in werkgroepen wordt ter hand genomen (vert. Dirkje en Otto Koene).
— En tenslotte, dit jaar, in 2012 onder impuls van Ute Craemer, wordt een vertaling in het Portugees gepubliceerd O que é ser contemporâneo? (vert. Jacira Cardoso). (zie vooraankondiging in bijlage)

Tijdgenoten onderweg is onderweg in de wereld. Niet alleen de vertalingen (Duits, Frans, Engels en Portugees) maken deze weg mogelijk. Op de eerste plaats zijn het enkelingen die vaak met kleinere groepen en op verschillende plaatsen de weg van het tijdgenootschap met elkaar beoefenen, zowel in Europa als daarbuiten. In de VS en in Brazilië bijvoorbeeld. Ook in Japan (Fumiko Chikami) en in Nieuw-Zeeland (Judy Frost-Evans) is er op die manier een begin gemaakt. Kortom, Tijdgenoten Onderweg als geschrift gaat zijn eigen weg.

De vraag is nu wat er zich verder nog binnen de horizon van het tijdgenoot worden aftekent? Welke nieuwe gezichtspunten duiken op onderweg? En kunnen deze vertolkt en vertaald en opgetekend worden? Anders gezegd, wat kondigt zich aan?

Tijgenootschap houdt in uit de toeschouwerstoel op te staan en deelgenoot te worden van de nood van het tijdsgebeuren. Dit vraagt om een oor te ontwikkelen dat de stem van de tijd kan waarnemen. Luisteren in dialoog met je tijd. En dit kan niet zonder een bewust gaan door de onmacht die met deze nood samenhangt. Het mee-dragen aan de onmacht maakt verlossing mogelijk. Daarin ligt de manicheïsche signatuur van het tijdgenoot worden.

Als tijdgenoten in wording ontmoeten we tevens elkaar. Ook hier is er een oor nodig dat van binnenuit kan luisteren, in dialoog met het mens zijn van de ander, zoals het zich te kennen geeft en zich uitspreekt. Het gaat om datgene wat de waardigheid van de mens wordt genoemd, een idee die groeit in en met het tijdsgebeuren. Een idee die vraagt om verder verdiept te worden.

Wat op deze manier luisterend vernomen kan worden, raakt aan de diepste kern van wat het betekent een mens te zijn. Ook daar wacht onmacht, twijfel en angst. Mens te zijn en te worden – en dit in de meest omvattende zin, – behoort tot de orde van het onuitsprekelijke en laat zich uiteindelijk slechts ervaren. Uit – niet over – deze ervaring kan gesproken worden. Maar met behoud van het aura van het onuitsprekelijke. Want dit onuitsprekelijke is tezelfdertijd het meest werkelijke, het meest ware dat kan ontmoet worden. En voor dit meest werkelijke deinzen we terug. Het is de ze werkelijkheid die onafgebroken blootstaat aan allerlei vormen van uitholling, reductie, ontkenning en zelfs van doelbewuste vernietiging. Daardoor wordt telkens weer het meest werkelijke verraden, in grote en in kleine daden van verraad.

Een manicheïsche benadering stelt de vraag hoe ook hier onmacht en angst zo kan gedragen worden, dat het meest werkelijke in ieder van ons, dat ons tot mens laat zijn, tot zichzelf kan komen? De waarde van een mens ligt niet enkel in het feit dat hij menswaardig kan leven, maar dieper nog in zijn intrinsieke waardigheid, die geen verdere kwalificaties behoeft. Er zijn geen voorwaarden die eerst vervuld dienen te worden, om op waardigheid aanspraak te kunnen maken. Maar omgekeerd, deze waardigheid vraagt om waar te worden gemaakt. Voor zichzelf en ipso facto voor de ander. Dit gaat niet zonder risico en pijn. Ook een geschonden, een gebroken mens draagt deze waardigheid in zich. Zelfs wanneer hij de waardigheid van de ander schade heeft toegebracht. Ook dan. Kan ik in mezelf zoveel onmacht dragen dat ik de toegang tot waar de waardigheid is verankerd kan openen? Het toegankelijk maken van de waardigheid in mezelf als een waar-maken van de waardigheid die voor elkeen op dezelfde wijze van kracht is?

Wat zich aankondigt is een verder onderzoek, in woord en geschrift, naar de waardigheid van iedere mens als scheppend beginsel en als constituerend voor het tijdgenootschap. Niet als een abstract begrip, dat, hoe waardevol ook, in verklaringen kan worden vastgelegd, maar als geleefde ervaring. Waarbij ver-ontwaardiging een belangrijke hefboom kan zijn om ook in dit opzicht uit de toeschouwerstoel op te kunnen staan. De manichese intentie, waarin zich het historische en het toekomstige manicheïsme raken, getuigt dat “niemand hiervan moge uitgesloten worden”.

Christine Gruwez’
Ten slotte, in de nieuwsbrief van februari 2013, deze ‘Terugblik op vijf jaren Vriendenkring voor Christine Gruwez’ door Tettje van Wageningen:
‘Een afronding vraagt om een terugblik. De afronding van onze vriendenkring in zijn huidige vorm, die op zondag 7 april a.s. feestelijk zal plaatsvinden. In de oprichtingsfolder van 2007 staat hoe vrienden een kapitaal van warmte en vertrouwen genereren waardoor ruimte vrij komt – voor Christine – voor scheppende activiteit. In ruil daarvoor zou Christine met een voordracht ons eens per jaar op de hoogte houden van haar activiteiten. Zij zou er over schrijven in de nieuwsbrief en zij zou ons meenemen naar het museum voor een voordracht over kunst en het oefenen van kunstwaarneming. Zo kwamen wij gedurende vijf jaar twee maal per jaar samen, tijdgenoten onderweg.

Voor het eerst gebeurde dit in Den Haag in het Nutsgebouw, op 6 april 2008. Margriet Idenburg sprak in haar welkomstwoord over het oerbeeld van de tuin, de ommuurde hof, een stuk aarde ons door de goden gegeven, die alleen kan bloeien als hij verzorgd wordt. Als logo is op iedere nieuwsbrief afgebeeld de naar deze tuin openstaande deur. Christine sprak over vriendschap, en speciaal over de gastvriendschap: Niet je vrienden nodig je uit, maar de genodigden worden je vriend. Het “kom binnen”, waartoe je wordt uitgenodigd is noch persoonlijk, noch onpersoonlijk, maar bovenpersoonlijk. In een mandje verzamelden wij de woorden die ieder had gekozen uit Christines tekst “tot het uiterste”, een mandje met proviand voor onderweg.

De tweede bijeenkomst was in de Hiberniaschool in Antwerpen, op 19 april 2009. Peter Idenburg noemde zeven redenen waarom wij Christine nodig hebben. Een daarvan was: als je eenmaal met Christine op reis bent geweest, reis je anders. De titel van de voordracht was Maakt kunst het verschil? In haar inleidend artikel in de nieuwsbrief schreef Christine over de onherroepelijkheid van een kunstwerk. Een kunstwerk “gebeurt”. Een gebeurtenis is eenmalig, maar eenmaligheid vinden wij onverdraaglijk, wij willen vasthouden, daarom maken wij reproducties. De plek waar kunst scheppen en kunst beleven elkaar ontmoeten, zou de plek kunnen zijn waar wij ons met eenmaligheid leren verzoenen.

Op 13 april 2010 was de vriendendag weer in Antwerpen in de Hiberniaschool. Dit keer werd geopend door onze Vlaamse vriend, Marc Schepens. Hij sprak over drie voor hem belangrijke thema’s van Christine: faber sui van Pico della Mirandola (de mens is zijn eigen bouwmeester) de machteloosheid die ons overkomt, maar die door zelf gedragen machteloosheid een weg naar verlossing kan zijn en het behoeden van de zeggingskracht van de taal. Christine sprak over het mondig worden van de kunst aan de hand van de Angelus Novus van Paul Klee. Deze engel met de rug naar de toekomst, kijkt naar de chaos in het verleden, en wordt door de “storm van de vooruitgang” de toekomst ingejaagd. Aldus de filosoof Walter Benjamin. Als wij het beeld van de engel zo met aandacht lezen, kunnen wij ons zelf de vraag stellen hoe wij met die storm omgaan, of wij die tot bedaren kunnen of willen brengen. Luisterend naar deze engel geven we hem een stem, zo kan kunst mondig worden.

De vierde vriendendag was dit keer in de herfst, in Den Haag op 27 november 2011. Er was een gastspreker, de gelijknamige neef van Peter Idenburg, Peter Idenburg sr., bestuurslid van de International Dialogues Foundation. Het thema was: de dialoog, in het kader van de aanstaande reis van een dertigtal vrienden naar Israël. Na de voordracht over de situatie Israël-Palestina, wisselden we in groepjes van gedachten o.l.v. enkele Israëlkenners die waren meegekomen. Christine bracht ons na de blik die wij in dit verontrustende stuk wereld hadden mogen en moeten werpen, terug bij onszelf, bij de vraag hoe wij als tijdgenoot spanningen als deze kunnen ver- en meedragen.

Op 2 december 2012 was de bijeenkomst voor de derde maal in de Hiberniaschool. Omdat het de eerste zondag van de advent was, bood Michiel Christine een adventskrans aan met daarop de vier verschijningsvormen van de maan. Het thema van die dag was metamorfose en Christine sprak over leven en vorm. De levende begrippen vrienden van Christine, tijdgenoten onderweg hebben hun vorm gevonden in een vriendenkring. Na vijf jaar stellen wij de vraag of de tijd niet is gekomen om deze vorm los te laten. Zoals een plant terugkeert tot de aarde waaruit op een dag wellicht iets nieuws ontluikt. Wij zaten in een kring en Christine nodigde ons uit om rondom deze gedachte vragen in het midden te brengen. Als dank voor haar grote inzet voor Christine en de vriendenkring kreeg An Notebaert uit handen van Margriet Ovidius’ Metamorfosen in de voortreffelijke vertaling van Marietje D’Hane-Scheltema (met illustraties!).

Over de kunstuitstappen ben ik kort. Ik noem titels van voordrachten en vragen rond kunst zoals die er waren: het onherroepelijke van een kunstwerk, het mondig worden van de kunst, kan kunst de wereld redden?, kunst en verlangen, maakt kunst het verschil?, de kunst van het waarnemen: het voorweten, het vooroordeel, de voorkeur, zij staan storend tussen ons en het beeld dat gehoord wil worden, dat vraagt om een aanvullende vraag van ons. De wereld van nu, de kunst, zij vragen om wakkere waarnemers.

Zo keken wij op 25/1 2009 naar schilderijen van Gerhard Richter in Tilburg, op 24/1 2010 naar foto’s van Edward Burtynsky in Huis Marseille te Amsterdam, op 23/1 2011 naar één zelfportret van Rembrandt in het Mauritshuis in Den Haag, op 10/4 2011 naar de door Gijs Frieling en zijn assistenten beschilderde zaal in museum Jan Cunen in Oss en op 18/4 2012 naar Mondriaan in het Gemeentemuseum in Den Haag.

Op 7 april a.s. zullen wij de vijf jaar vriendenkring afronden in de zelfde ruimte waar wij begonnen, in Den Haag. Het zelfde mandje zal rondgaan om er vragen in te verzamelen. Gedurende vijf jaar waren wij met Christine onderweg. In haar woorden bewogen wij met haar tussen het aanvankelijk geplande en datgene wat zich aandiende en wilde ontstaan.

Tettje van Wageningen’

dinsdag 20 augustus 2013

Lowlands

Op 15 juni meldde ik in ‘Schaapje schaapje’:
‘Gisteren kwam de organisatie van Pinkpop biologisch boodschappen doen bij Estafette Maastricht. Onder andere voor de bandleden van The Killers, die vanavond gaan optreden in Landgraaf. Die willen graag bio eten.’
Gistermiddag schreef Estafette de biologische eetwinkel op zijn Facebookpagina:
‘Nog even nagenieten van het Lowlands festival. Gelukkig hebben we de foto’s nog! — Lowlands 2013 (4 foto’s)’
Afgelopen vrijdag 16 augustus had Estafette de biologische eetwinkel al een link via Vrij Voedsel gedeeld:
‘Ook dit jaar staat Estafette de biologische eetwinkel weer een beetje op Lowlands. Bij de stand van Vrij Voedsel kun je terecht voor heerlijke biologische, gluten- en lactosevrije gerechten. Mede gesponsord door Estafette natuurlijk. Wij wensen iedereen een heerlijk festival.’
Eronder een link naar Biojournaal van 12 augustus met ‘Vrij Voedsel weer met biologische, gluten- en lactosevrije gerechten op Lowlands’:
‘Vrij Voedsel, gluten- en lactosevrije gerechten voor het festivalpubliek, is ook dit jaar weer te vinden op Lowlands 2013 (16, 17 en 18 augustus 2013). Kookstudio De Laurier, de grondlegster van Vrij Voedsel, zag in 2012 de behoefte van festivalgangers voor dieet bewuste voeding en zorgde voor een primeur op het publieksveld. Deze nieuwe beweging wordt gedragen door een jarenlange festivalervaring achter de schermen door de laurier.

De gezonde, biologische, originele en bovenal zeer smakelijke gerechten werden zeer goed ontvangen door bezoekers met, maar ook zonder een voedselintolerantie. Natuurlijk staat de laurier er dit jaar weer met een breed aanbod van kleine en grote gerechten zoals haverbrood met hummus, glutenvrije tacochips met salsa, pasta en risotto met geroosterde groenten.

Partners
Bakkerij FreeOf, Amaizin, Schär, Estafette biologische eetwinkel, Kweker Amsterdam, Vroegopwinding, Nature’s pride, K!ckfood, Bio Futura en Dutch Spices, Baltussen. Voor meer informatie: www.delaurier.nl
Terugkijkend bleek gisteren ‘Lowlands-missie van Vrij Voedsel zeer geslaagd’. Dan naar de architectuur. ‘Architectenweb’ bracht op 15 augustus het bericht ‘24h geeft bestaande school “natuurlijke” draai’. Het gaat om waar ik op 2 februari in ‘Koers’ mee kwam, namelijk nieuwbouw van het Marecollege in Leiden. Men schreef vorige week:
‘Om een regulier schoolgebouw in Leiden geschikt te maken om als Vrije School te dienen, heeft 24h architecture de bestaande, rechthoekige structuur verrijkt met twee bolvormige volumes die extra programma huisvesten.

De natuur vormt voor 24h architecture een belangrijke inspiratiebron. Een paviljoen met een dak als een boomblad, een gevel als wuivend riet, een interieur als een grot... het natuurlijke komt in het werk van het bureau steeds op een andere manier terug. De gebruikte metaforen zijn daarbij altijd afgestemd op hun functie, betekenis en context. Ze zijn daardoor functioneler dan ze op het eerste gezicht misschien lijken.

In Leiden was het Marecollege, een middelbare Vrije School, door stedelijke ontwikkelingen gedwongen om te verhuizen. In plaats van een heel nieuw gebouw te betrekken, is ervoor gekozen een bestaand schoolgebouw uit de jaren zestig aan de Sumatrastraat te transformeren. Het nieuwe schoolgebouw is in totaal 3800 vierkante meter groot en huisvest 450 leerlingen.

Bladpatronen

“De ontwerpstrategie was om het bestaande gebouw een nieuw gezicht te geven met de nieuw te realiseren ruimtes, zowel aan de buitenkant als in het interieur”, schrijft 24h in een verklaring. “Alle 32 klaslokalen hebben een speciaal ontworpen houten plafond en een frisse scholen-systeem dat de leerlingen verse, zuurstofrijke lucht levert voor maximale concentratie.”

In de bestaande gevels springen de nieuwe houten accenten in het oog. Deze gevels zullen over de jaren overgroeid worden door een hedera. De gevel aan het binnenplein is helemaal vernieuwd. Door het hout hier een profilering te geven vormt deze bladpatronen. De functie van de profilering – schaduw bieden – wordt door het ornament van het blad geïllustreerd.

Lemniscaat-vorm

Om het bestaande gebouw geschikt te maken om als Vrije School te dienen, zijn op een van de hoeken ervan ook twee bolvormige volumes toegevoegd. In plattegrond vormen deze volumes als het ware een lemniscaat-vorm, stelt 24h. In het bolvormige volume aan de straat liggen de nieuwe entreehal en enkele lokalen. Het volume aan het binnenplein bevat de aula.

“In deze vorm bevinden zich speciale Vrije School-ruimtes zoals de aula en Euritmie, organisch koken, tekenen, schilderen en textiel werk. De lemniscaat is met natuurlijke leisteen bekleed, die van buiten naar binnen doorloopt, daarbij de beweging van de studenten ondersteunend.”’
Die naam lijkt mij wat verdacht, ‘24h architecture’. Mij doet het qua stijl denken aan ‘9°architecture’, het bureau van Yaike Dunselman (dat kwam nog ter sprake in ‘Boerenfluitjes’ op 14 augustus). Maar of er veel gelijkenis is, weet ik niet. Op dezelfde 15 augustus heeft Frans Wuijts een tekst van Arjen Nijeboer uit Motief, maandblad voor antroposofie nr. 174 van juli/augustus 2013, op zijn weblog gezet, getiteld ‘De financiële crisis en de driegeleding deel 1’. Het loont die hier over te nemen:
‘Hoe kan de huidige wereldwijde financiële crisis worden begrepen en hoe voorkomen we een nieuwe crisis? Arjen Nijeboer neemt deel aan een economiewerkgroep in Antwerpen, die deze en andere vragen vanuit de sociale driegeleding probeert te beantwoorden. De crisis wordt veroorzaakt door veel diepere structuren in onze samenleving dan doorgaans wordt aangenomen. In twee afleveringen beschrijft de auteur een samenvatting van inzichten tot zover.

In het hart van de Nationalökonomischer Kurs (GA 340) bevinden zich enkele merkwaardige tekeningen die Rudolf Steiners idee van de economische kringloop weergeven. Deze tekeningen laten onder meer zien hoe volgens Steiner in een gezonde economie de geldstromen moeten lopen. Hij onderscheidt er drie fundamenteel verschillende. Ten eerste het koopgeld, dat we gebruiken om datgene te kopen waaraan we behoefte hebben. Ten tweede het leengeld, dat vooral gebruikt wordt om nieuwe economische initiatieven tijdelijk te financieren. Het leengeld is eigenlijk een overschot aan koopgeld. Dat geld dat we niet nodig hebben om waren van te kopen, kunnen we gebruiken om te lenen aan mensen die daarmee iets zinnigs doen. Koopgeld en leengeld kent iedereen; ze zijn stevig in de huidige samenleving verankerd. Maar volgens Steiner is het voor de instandhouding van de economie absoluut cruciaal dat er nog een derde geldstroom moet zijn: het schenkgeld. Net zoals het leengeld uit een koopgeldoverschot bestaat, is het schenkgeld tegelijk een leengeld- overschot. Het leengeld moet overgaan in schenkgeld op straffe van instorting van de samenleving.

Waarom is dat zo? In het geestesleven worden zaken voortgebracht die op termijn cruciaal zijn om de economie verder te laten draaien, maar die niet of moeilijk in functie van de vraag te produceren zijn. Neem twee kernonderdelen van het geestesleven: opvoeding en onderwijs. De economie kan alleen op hetzelfde niveau blijven draaien als er steeds weer nieuwe generaties werknemers worden geboren, opgevoed en opgeleid. Dat neemt tijd weg die niet aan de economische productie kan worden besteed.

Het is bovendien vooraf niet te voorspellen wat een nieuwe generatie aan talenten en impulsen met zich meebrengt. Er is van de kant van opvoeders en leraren inzicht en kunde nodig om mensen tot ontwikkeling te brengen. Hiervoor is vrijheid noodzakelijk. Dat maakt het logisch om geld te schenken aan het geestesleven, dat het naar eigen inzicht kan besteden om nieuwe geest in de samenleving te laten binnenvloeien.

Wat gebeurt er volgens Steiner als het schenkgeld niet, of op een verwrongen manier, wordt geregeld? Dan zal geld zich ophopen in het leencircuit en zal het zich van daaruit – op zoek naar rendement – hechten aan oneigenlijke zaken. Steiner noemt hierbij vooral de grond als doelwit. Overtollig leengeld zou worden ‘opgezogen’ door de grond, wat naar steeds hogere grondprijzen zou leiden. Waarom is dit oneigenlijk? Omdat grond niet verhandeld zou mogen worden. Grond is nooit geproduceerd door mensen. Het kan ook nauwelijks in functie van de vraag worden bijgemaakt. Toen Adam en Eva op aarde rondliepen, was de grond van niemand in het bijzonder. De eerste eigenaar heeft er vanuit het niets een hek omheen gezet en ging geld eisen van degenen die de grond tijdens of na hem wilden gebruiken. Hier is sprake van een prestatie (door de koper) zonder tegenprestatie (van de verkoper), een situatie die in een gezonde economie eigenlijk niet zou mogen bestaan. Grond zou dus niet verhandeld moeten worden, maar beheerd door een neutrale instantie die, tegen een minimale onkostenvergoeding, de grond toewijst aan degenen die het nodig hebben. Gebeurt dat niet, dan zuigt de grond als het ware geld aan dat eigenlijk op een andere plaats werkzaam hoort te zijn.

Het ontstaan van de crisis

Het opzuigen van overtollig leengeld door de grond is nu precies wat in de aanloop naar de financiële crisis is gebeurd. In een beroemde lezing in 2005 waarschuwde Ben Bernanke, de huidige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, voor wat hij noemde de global saving glut, het wereldwijde spaaroverschot. Wereldwijd had zich een wolk spaargeld opgebouwd die de mogelijkheden voor productieve investeringen verre overstegen. De totale geldwolk – de spaarquote – bedroeg volgens IMF-cijfers circa een kwart van de omvang van de wereldeconomie (het wereldwijde “BNP”) die in 2007 omstreeks 65.000 miljard dollar bedroeg. Er was, kortom, leengeld te veel. Omdat banken het niet konden uitlenen aan bedrijven voor productieve investeringen – bedrijven zagen daarvoor geen mogelijkheid – zijn de banken het maar gaan uitlenen voor consumptieve doeleinden aan partijen die eigenlijk niet kredietwaardig waren.

In de eerste plaats is het leengeldoverschot gaan zitten in de financiering van onroerend goed. Arme Amerikanen die zich tot dan nooit een hypotheek konden veroorloven, konden dat nu opeens wel – de zogeheten sub-prime hypotheken. De banken hadden de voorwaarden enorm versoepeld om het overtollige leengeld maar kwijt te raken. En doordat de rentes onder invloed van het grote geldaanbod fors waren gedaald, konden arme Amerikanen opeens tophypotheken betalen. Mensen gingen massaal speculeren met onroerend goed, wat de prijzen nog verder deed stijgen, nog meer overtollig leengeld aantrok, nog meer speculanten aantrok, enzovoort. Iedereen had dollartekens in de ogen staan en men dacht dat het nooit mis kon gaan.

Saillant genoeg gebeurde dit alles mede op aandringen van de Amerikaanse overheid, die zich garant had gesteld voor deze subprime hypotheken. Het idee was dat elke Amerikaan de zegeningen van het kapitalisme moest ervaren door het bezit van een “kapitaaltje dat voor je kan werken”. Het idee was dus dat iedereen een eigen huis moest bezitten, ook al kon men dat zich niet veroorloven. Onder invloed van al dit geweld stegen de prijzen van onroerend goed enorm, wat vooral lijkt te worden veroorzaakt door de prijsstijgingen van de onderliggende grond. Zo stegen de prijzen van kale bouwgrond in Groot-Brittannië van 1983 tot 2003 met maar liefst 800 procent.

Economische ondoorzichtigheid

De Amerikaanse hypotheekmarkt werkte als een soort piramidespel dat niet anders kon dan, vroeg of laat, instorten. Dat gebeurde zoals bekend in de zomer van 2007. Maar hoe kan het dat de financiële crisis zich zo verspreidde, buiten het westen van de Verenigde Staten, tot over de hele wereld?

In essentie is dat de ondoorzichtigheid van zowel de financiële als de reële economie. In zijn drieslag van economie, rechtsleven en geestesleven deelde Steiner de financiële instellingen expliciet in bij de economie. En voor de economie als geheel bepleitte Steiner een associatieve organisatievorm, waarbij samenwerking op basis van transparantie voor alle belanghebbenden vooropstaat. Maar, net als andere bedrijven, beconcurreren financiële instellingen elkaar juist in de huidige situatie en ze geven elkaar en andere belanghebbenden zo weinig mogelijk informatie omtrent de interne stand van zaken. Ook helpen ze elkaar niet bij het ophouden van de eigen broek, maar laten ze financieel reddingswerk over aan de staat.

Global saving rate

De banken hadden de sub-prime hypotheken opgeknipt, herverpakt in zogenaamde “complexe obligaties” en doorverkocht aan banken wereldwijd, de zogeheten securitisaties (afgeleid van “veiligheid”, omdat zo risico’s werden doorverkocht en/of gespreid). Via de securitisatie waren de slechte Amerikaanse hypotheken onderdeel geworden van allerlei financiële ‘producten’ die in bezit waren van banken wereldwijd.

De crisis had eenvoudig lokaal gehouden kunnen worden als alle banken op dat moment de boeken voor iedereen open hadden gegooid. Maar in plaats van voor die transparantie te zorgen en de crisis daarmee tot een lokaal fenomeen te beperken, hielden de internationale banken de boeken ferm gesloten en verklaarden ze allemaal dat bij hén geen rommel zat. Dat kon niet waar zijn, maar niemand wist wie er precies loog. Banken vertrouwden elkaar niet meer en het voor het financiële reilen en zeilen zo belangrijke interbancaire leenverkeer kwam tot stilstand. De hele kredietverlening aan elkaar en aan de bedrijven stokte en de wereldwijde financiële crisis was een feit.

Wederzijds supportsysteem

Overal ter wereld stortten duizenden banken in. Alleen in de Verenigde Staten al vielen 465 banken om. Maar ook werd een groot aantal banken gered, niet door het financiële systeem zelf, maar door de staat. In ons bestel springt de staat in laatste instantie als redder in nood bij: via het depositogarantiestelsel, door banken te nationaliseren, door slechte financiële producten op te kopen, enzovoort. Op deze manier namen de staten in feite oninbare schulden van de banken over, maar omdat de staten dat geld niet hebben moesten ze het van quasi diezelfde banken weer lenen (tegen rente). Zo liepen de staatsschulden – die in het Westen toch al hoog waren – verder op, tot het moment dat ook Europese staten in acute problemen kwamen. Geen private partij was nog bereid om tegen een betaalbaar rentepercentage aan hen te lenen.

Steiner meende dat de gehele gelduitgifte en geldcirculatie uit handen van de staat moet worden genomen en in handen van het associatieve economische leven moet worden gegeven. Financiële bedrijven moeten net als andere bedrijven hun eigen broek ophouden, waarbij ze een wederzijds supportsysteem kunnen instellen door risico’s onderling te verzekeren. Zo bepleit Peter Blom, CEO van de Triodos Bank, het omruilen van het huidige depositogarantiestelsel (waarbij de staat garant staat) voor een echte onderlinge bankenverzekering, waarbij banken die meer risico’s lopen ook een hogere premie betalen in een gezamenlijk fonds.

Maar dat de staat en dus de belastingbetaler opdraait voor privaatrechtelijke schulden, terwijl de staat het benodigde geld bij quasi diezelfde schuldeisers moet lenen, is weinig rationeel en past helemaal niet bij het karakter van de politieke democratie. De democratische rechtsstaat is allereerst daar om wederzijdse rechten en plichten te bediscussiëren, vast te stellen en de uitvoering en naleving ter hand te nemen. Private (financiële of andere) risico’s moeten privaat verzekerd worden en niet op het bordje van de staat belanden. De economie moet, kortom, de eigen broek op houden.

Staatsschulden

Terwijl het eerste deel van de wereldwijde financiële crisis dus in Amerika ontstond, sloeg de crisis vooral in Europa over op de staten, omdat de staten op allerlei manieren de oninbare schulden van private banken overnamen en zo zelf in de problemen kwamen. Zo kwamen we in deel twee van de financiële crisis: de staatsschuldencrisis. Naast het overnemen van schulden liepen door de economische crisis de belastinginkomsten terug, wat het begrotingstekort weer extra deed toenemen. Door de crisis is er minimaal 80 miljard euro bij de staatsschuld gekomen waardoor de teller voor Nederland inmiddels op 428 miljard staat. De Amerikaanse staatsschuld bedraagt zelfs omstreeks 12.000 miljard dollar, ofwel bijna een vijfde van de omvang van de hele jaarlijkse wereldeconomie. Overal in het Westen nemen de staatsschulden sinds de jaren ’70, toen de moderne verzorgingsstaat ontstond, alleen maar toe. In economisch voorspoedige tijden stopt de stijging soms even, maar dalen doet ze vrijwel nooit. Geen werelddeel heeft zulke hoge staatsschulden, ook als percentage van het BNP, als het rijke Westen.

Hoewel de crisis dus een nog snellere stijging van de staatsschuld betekende, waren de staatsschulden overal in het Westen al hoog. Wat is de fundamentele reden hiervoor? Waarom kunnen staten hun taken niet eenvoudig uit de belasting-opbrengsten financieren?

Het antwoord luidt dat de staat eenvoudig teveel taken op zich heeft genomen. Rudolf Steiner eiste de instelling van een van de staat onafhankelijk geestesleven, waaronder o.a. opvoeding, onderwijs, gezondheidszorg, wetenschap, de kunsten en religie zouden vallen. Veel van die taken – vooral die op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en cultuur – zijn echter min of meer geannexeerd door de staat. Ze vallen onder de financiële eindverantwoordelijkheid van de staat en het gezegde “wie betaalt, bepaalt” gaat hier helaas op. De staat geeft de richtlijnen waarmee het onderwijs en de gezondheidszorg dienen te werken, en hoewel het vrije geestesleven op andere terreinen een hoge vlucht heeft genomen (denk aan het internet) zijn onderwijs en gezondheidszorg terreinen die steeds meer in de knel komen.

Een ruwe becijfering door ondergetekende van de taken die de staat ten onrechte heeft, komt in budgettair opzicht op 81 procent. Dus 81 procent van de huidige overheidsbegroting – die in 2012 260 miljard euro bedraagt – zijn uitgaven die in feite binnen het geestesleven vallen. Als de staat taken ter waarde van 211 miljard euro afstoot, dan kunnen de belastingen ook met ditzelfde bedrag worden verminderd. Dan houden bedrijven, andere organisaties en burgers met elkaar jaarlijks 211miljard euro over, die via wegen die ik in deel 2 van dit artikel zal schetsen in het septembernummer van Motief (nr. 175), aan het geestesleven geschonken zou kunnen worden. Dit geld wordt nu op onterechte manier via de staat omgeleid, doordat deze enerzijds schulden maakt (terwijl ze dat als democratische rechtsgemeenschap eigenlijk niet mag) en anderzijds geld omleidt naar het geestesleven onder voorwaarde dat men dan wel doet wat de staat eist. Dit verlamt het geestesleven.

De eurocrisis

Een aantal vooral Zuid-Europese staten kwam in acute problemen, omdat private financiële instellingen wegens de te hoog oplopende staatsschulden geen geld meer wilden uitlenen tegen een betaalbare rente. Maar waardoor is dit probleem op zijn beurt weer overgeslagen naar de rest van Europa? Het antwoord is: de euro, die er om verschillende redenen onterecht is; onterecht, omdat ze van politieke aard is.

Volgens Rudolf Steiner zou de gehele geldschepping en geldcirculatie in handen van associatieve economische instellingen (banken) moeten liggen, die geheel los van de staat opereren. De munt is iets van, voor en door de economie. De euro is daarvan zo’n beetje het tegendeel: het is een door en door politieke constructie die ingaat tegen elke economische ratio. Zo tekenden in de jaren ’90 in Duitsland en Nederland honderden topeconomen petities tegen de euro, waarbij ze wezen op allerlei economische nadelen en stelden dat zulke verschillende economieën als de Noord-Europese en Zuid-Europese geen gemeenschappelijke munteenheid kunnen hebben. Door de invoering van de euro is het bijvoorbeeld niet meer mogelijk om monetaire instrumenten als rentestanden en geld hoeveelheden lokaal toe te passen. Ze zijn alleen Europawijd bij te stellen, terwijl lokale economische omstandigheden vaak om heel ander ingrijpen vragen. De euro is er gekomen om politieke redenen: de Europese politici wilden onder andere iedereen een zichtbaar teken van de Europese eenheid in handen geven, en politiek kunnen opboksen tegen de Amerikanen en Chinezen.

Door de euro is het Griekse en Cypriotische probleem – en potentieel het Italiaanse en Spaanse probleem – ook ons probleem geworden. Een val van de euro zou ons op korte termijn allen treffen en Europawijd duizenden miljarden euro’s kosten.

In dit (te) korte bestek hebben we een aantal basisproblemen van onze huidige maatschappij geïdentificeerd als de eigenlijke veroorzakers van de financiële crisis. Als deze niet opgelost worden, kan de crisis nu mogelijk tijdelijk wijken, maar zullen crises van deze omvang ons steeds meer gaan treffen omdat veel korte-termijn-oplossingen de fundamentele problemen niet oplossen (maar soms zelfs juist verergeren). Deze zijn het feit dat er teveel geld – dat eigenlijk schenkgeld had moeten zijn – in het leencircuit blijft hangen; het gegeven dat grond privaat verhandeld wordt alsof het een waar is; het verschijnsel dat staten staatsschulden moeten aangaan om taken te financieren die eigenlijk bij het vrije geestesleven horen te liggen; en in het algemeen de ondoorzichtigheid en het ontbreken van de juiste (associatieve) samenwerkingsverbanden in de economie. Deze zaken behoren alle tot het ABC van Rudolf Steiners sociale driegeleding; worden deze problemen niet op de juiste wijze verholpen, dan zullen crises zoals de huidige ons waarschijnlijk blijven treffen.

Maar er is ook goed nieuws: geld voor het geestesleven is er in werkelijkheid meer dan genoeg. Misschien zelfs teveel. De vraag hoe een economisch correct schenkgeldsysteem kan worden vormgegeven is een interessante en omvangrijkere vraag op zichzelf, die blijft liggen tot een volgende gelegenheid.

In het volgende nummer: deel 2 van de financiële crisis en de driegeleding. Arjen Nijeboer is o.a. journalist en auteur. Dit artikel is gebaseerd op een hoofdstuk van zijn boek Vrijheid, gelijkheid, broederschap dat in de loop van 2013 verschijnt bij uitgeverij Nearchus.’
Op zijn eigen website publiceerde Arjen Nijeboer onlangs ‘Vraagtekens bij het basisinkomen’, een artikel uit ‘Locomotie’ van juni 2011, het blad van de OSF:
‘De Onafhankelijke SenaatsFractie is een samenwerkingsverband van onafhankelijke provinciale partijen. De OSF is opgericht op 22 maart 1999 en heeft sindsdien deelgenomen aan de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Momenteel heeft de OSF een zetel in de Senaat. Sinds mei 2011 (datum laatste verkiezingen) is prof. dr. C.A. de Lange senator namens de OSF.’
Nijeboer begon zijn artikel zo:
‘Sinds decennia keert invoering van het basisinkomen regelmatig terug in de publieke discussie. De laatste jaren is het debat vooral in Duitsland hoog opgelopen, en van daaruit pleiten sommigen in Nederland hier nu ook weer voor. De voordelen van het basisinkomen klinken plausibel en aanlokkelijk: iedereen krijgt een onvoorwaardelijk inkomen en kan er naar eigen keuze bij werken of meer tijd nemen voor vrijwilligerswerk of persoonlijke ontwikkeling. Het basisinkomen zou een fundamentele oplossing vormen voor veel problemen in de moderne economie, zoals het gebrek aan banen en de bureaucratie die het huidige woud aan sociale uitkeringen oplevert. Maar is dat ook echt zo?

In Duitsland wordt de invoering van het basisinkomen sinds een aantal jaren breed bediscussieerd, vooral dankzij de inspanningen van de Duitse ondernemer-miljardair en professor Götz Werner. Werner bouwde de drogisterijketen dm vanuit het niets op tot een multinationale onderneming met ruim 2000 winkels en een jaaromzet van 5,6 miljard euro, en is inmiddels verbonden aan diverse universiteiten. Hij staat ook in de top 100 van rijkste Duitsers. Middels talloze media-interviews, conferenties en een goed georganiseerde lobby voert hij actie voor invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor elke Duitser (inclusief kinderen).

Ook in Nederland komt invoering van het basisinkomen geregeld terug op de publieke agenda.’
Vervolgens bespreekt hij de voors en tegens van het basisinkomen, om te besluiten met:
‘Op de tegenwerping dat mensen door een basisinkomen maar weinig geneigd zullen zijn om te werken, antwoorden voorstanders dat maar weinig mensen het verdragen om de hele dag achter de geraniums te zitten. Ze wijzen op het grote aantal mensen dat in Nederland vrijwilligerswerk verricht. Veel mensen zullen altijd wel in enige mate actief blijven. Maar dat is nog iets anders dan produceren voor de vraag. Mensen hebben behoefte aan zeer bepaalde producten en diensten, en zijn daarom bereid ervoor te betalen. Door het inkomen dat de producent zo verdient, kan hij als consument anderen weer betalen om in zijn behoeften te voorzien. Die wederkerigheid is het oerprincipe van de economie: twee mensen doen iets voor elkaar. Het geld is in feite een boekhouding die bijhoudt wie iets voor een ander heeft gedaan en daarom nog recht heeft op een bepaalde hoeveelheid consumptie.

Geld heeft op zichzelf geen enkele waarde. Het heeft slechts waarde voor zover er goederen en diensten tegenover staan. Die moeten dan wel eerst geproduceerd worden. Als er wel geld is in een samenleving, maar te weinig goederen en diensten, dan krijg je gewoon forse inflatie. Daarbij hebben mensen geen behoefte aan zomaar goederen en diensten, maar hebben zij een specifieke vraag naar heel bepaalde goederen en diensten. Dat maakt het belangrijk dat er in de economie een continu “gesprek” op gang is tussen producenten en consumenten, en dat de eersten werken naar aanleiding van de vraag die de laatsten stellen.

Het idee van het basisinkomen komt in feite voort uit de wens om niet meer te hoeven luisteren naar de behoeften van anderen, om financieel onafhankelijk te zijn van andere mensen. Hoe hoger het basisinkomen is, hoe meer de directe relatie tussen de vraag naar en het aanbod van producten en diensten verbroken wordt en hoe minder er in functie van de vraag dreigt te worden geproduceerd. Dat is kort gezegd het kernprobleem van het basisinkomen.

Referenties:

Laurens Bouckaert, “Nieuwe politieke partij: basisinkomen voor iedereen”. HP/De Tijd, 3 mei 2010
Arjen Nijeboer, “De staat, het kapitalisme en de volgende crisis”, Locomotie 40, april 2010
Arjen Nijeboer, “Een Derde Weg tussen socialisme en kapitalisme”, Locomotie 41, augustus 2010
Jos Verhulst, Het basisinkomen. Antwerpen: Nicolaas, 1999.
Götz Werner, 1.000 Euro für jeden: Freiheit. Gleichheit. Grundeinkommen. Berlijn: Econ Verlag, 2010.’
Toevallig (of juist niet) plaatste Michael Mentzel vandaag op zijn ‘Themen der Zeit’ een artikel van Arfst Wagner, ‘Plädoyer für ein bedingungsloses Grundeinkommen’:
‘Die Frage eines bedingungungslosen Grundeinkommens bleibt sehr aktuell und die Parteien wären gut beraten, sich weitergehend als bisher mit diesem Thema zu beschäftigen. Der folgende Text erschien zuerst bei Gegenwind – einer Zeitschrift für Politik und Kultur in Schleswig-Holstein und Mecklenburg-Vorpommern. Der Autor ist Bundestagsabgeordneter für Bündnis90/Die Grünen und tritt sehr engagiert für ein BGE ein.

ein Essay von Arfst Wagner

Die Einführung eines bedingungslosen Grundeinkommens bedeutet ein garantiertes Mindesteinkommen für jeden Menschen, das ohne Bedürftigkeitsprüfung, ohne Arbeitszwang individuell ausgezahlt wird und das in seiner Höhe jedem Menschen ermöglicht, seine elementaren Grundbedürfnisse zu befriedigen. Ein solches bedingungsloses Grundeinkommen gibt dem Artikel 1 des Grundgesetzes einen Inhalt: Die Würde des Menschen ist unantastbar.

Dagegen steht das so genannte “Hartz IV-System”: Die Menschen dort sind ganz besondere “Kunden”: sie besitzen nämlich nicht ein einziges Kundenrecht. Hartz IV ist nicht kompatibel mit dem Artikel 1 des Grundgesetzes. Das System demoralisiert und zerteilt die Gesellschaft.

Die ZeitarbeiterInnen sind die neue Sklavenkaste. Sie verdienen so viel, dass sie die Kosten zum und vom Arbeitsplatz, ein Dach überm Kopf und das Essen bezahlen können. Auch Sklavenhalter wollten meistens, dass es den Sklaven insoweit gutging: schließlich sollten sie arbeiten. Das Vorhandensein von inzwischen 2 Millionen ZeitarbeiterInnen ist kein Versehen, kein Systemfehler, es war volle Absicht. Ich kann mich auch noch an die Begründung erinnern, mit der sie eingeführt wurde: internationaler Konkurrenzdruck. Übrigens hat die Zeitarbeit inzwischen auch vor den Jobcentern nicht haltgemacht. Bis zu 30% der MitarbeiterInnen sollen aus der Zeitarbeit rekrutiert werden, um Kosten zu sparen.

Wachstum schafft Arbeitsplätze? Ein Blödsinn, wie jede Jahresstatistik in der Geschichte der Bundesrepublik Deutschland zeigt. Wachstum schafft etwas ganz anderes. Ein Beispiel: wenn wir von dem derzeit angestrebten Wachstum von jährlich 3% ausgehen. Was bedeutet das?

Bei einem Wirtschaftswachstum von 3 % bis 2050 wird sich der Output sämtlicher Güter und Dienstleistungen verdreifachen. Um auch nur das umstrittene 2-Grad-Ziel(*) zu erreichen (womit nicht Überschwemmungen von Inseln oder großen Teilen Bangladeshs, das Verschwinden von Jahreszeiten, Hurrikane etc. vermieden werden sollen, sondern nur der Kipppunkt) müsste dagegen die CO2-Produktion in Deutschland pro Kopf und pro Jahr von knapp 11 Tonnen auf unter 3 sinken. Wie geht das zusammen? Gar nicht, würde ich sagen. Wir produzieren jetzt schon weltweit etwa doppelt so viel, wie die Menschheit überhaupt verbrauchen kann. Eine Tatsache, bei der man sich angesichts der Armut auf der Welt in Grund und Boden schämen muss. Übrigens würden 3% Wachstum bis zum Jahr 2010 sogar eine Vervierzehnfachung unserer weltweiten Produktion bedeuten.

Spätestens wenn man das bedenkt und die Uferlosigkeit dieser scheinbar ganz normalen Wachstumsrate von 3% nachempfindet, sollte einem klar sein, dass jetzt andere Wege gegangen werden müssen.

Globalisierer und Globalisierungskritiker rechnen für das Jahr 2040 mit einer durchschnittlichen Arbeitslosigkeit auf der Welt von 80 %. Das meint der Begriff der so genannten “80/20-Gesellschaft”. Er meint auch, dass die gesamte derzeitige Produktion mit 20% der Menschen aufrecht zu erhalten ist. Noch vor Kurzem dachten manche hier in Europa: nun ja, uns wird das so nicht treffen. Jetzt hören wir von 50% Jugendarbeitslosigkeit in Spanien.

Das große Erfolgsrezept unserer Gesellschaft ist seit vielen Jahrzehnten die Rationalisierung. Es werden immer mehr Arbeitsplätze oder sagen wir besser: Erwerbsplätze weggeschaffen. Das ist ganz normal. Jeder Unternehmer denkt so. Niemand macht ein Unternehmen auf, um Arbeitsplätze zu schaffen. Da kommt dann ein Satz von Götz Werner, dem Begründer der dm-Drogeriemarkt-Kette, ganz aus allerdings nicht mehr ganz heiterem Himmel: “Die Wirtschaft hat nicht die Aufgabe, Arbeitsplätze zu schaffen, sie hat die Aufgabe, uns von der Arbeit zu befreien”.

Von der fremdbestimmten lohnabhängigen Erwerbsarbeit. Nicht von der Arbeit als solcher, denn die Befreiung VON der Arbeit ist auch eine Befreiung ZUR Arbeit, nämlich zu der, in der man einen Sinn sieht, für die man die Verantwortung übernehmen kann, auf die man stolz sein kann und wegen der man sich abends noch problemlos im Spiegel in die Augen schauen kann. Was wir brauchen, das ist ein neuer Arbeitsbegriff. Arbeit ist nicht nur da, um Geld zu verdienen, es ist sogar vordringlich dazu da, die Gesellschaft mitzugestalten. “Meine Arbeitskraft ist das Wertvollste, was ich habe!”

“Was würdest Du tun, wenn für Deinen grundsätzlichen Lebensunterhalt gesorgt wäre, lebenslang?” Diese heute zugegebenermaßen ungewöhnliche Frage stellt das bedingungslose Grundeinkommen an jeden Menschen. Und fragen Sie sich das mal ganz persönlich: was würden Sie tun: noch mal studieren? Arbeitsplatz wechseln? Mal sich um ihre alte Mutter kümmern? Und und und.

Wie hoch müsste ein solches bedingungsloses Grundeinkommen sein? Um die grundlegenden Bedürfnisse zu befriedigen, auch die kulturellen, also die Bildungsbedürfnisse, wird ein Betrag von 800 Euro plus Krankenversicherung als Minimum diskutiert. Es gibt auch andere Konzepte wie das FDP-Bürgergeld, die aber den einzelnen Menschen noch mehr Druck machen würden als das derzeitige Hartz IV-System, da es zwar einen Betrag auszahlt, diesen aber an Bedingungen knüpft und die Menschen auf dem “Arbeitsmarkt” (eigentlich doch ein schlimmes Wort, oder?) noch schlechter stellt, da dann kaum noch Schutz vor Lohndumping bestehen würde. Der Sozialstaat darf aber nicht abgeschafft werden, denn es gibt natürlich Menschen, die mit einem Grundeinkommen von 1000 Euro nicht auskommen würden, z. B. solche, die von teuren Medikamenten abhängig sind usw.

Und wer soll das bezahlen? Das bedingungslose Grundeinkommen (auch bGE genannt) ersetzt die bisherigen Zahlungen aus dem SGB (genannt Hartz IV) ebenso wie Kindergeld, Bafög und die meisten der anderen Sozialleistungen. Bundesfinanzminister Wolfgang Schäuble sagte der Süddeutschen Zeitung, wir gäben im Jahr so viel Geld für Sozialleistungen aus, dass man davon jedem Menschen in Deutschland 12.500 Euro im Jahr bar auf die Hand zahlen könnte.

Und da wir in Deutschland und in Europa sowieso endlich einmal eine gerechte, transparente und vereinfachte Steuergesetzgebung benötigen, könnte man das bGE dort gleich mit einrechnen. Es gibt einige plausible Finanzierungsmodelle z. B. von attac Österreich.

In Brasilien ist übrigens das bGE schon als Ziel in die Verfassung geschrieben worden. In der Schweiz wird – sehr erfolgreich – eine Volksabstimmung über das bGE im Jahr 2014 vorbereitet. In Deutschland gibt es ein großes Netzwerk, das aus dem Netzwerk Grundeinkommen (www.grundeinkommen.de) und sehr vielen Initiativen vor Ort besteht. Hier in Schleswig-Holstein gibt es die BürgerInnen-Initiative bedingungsloses Grundeinkommen Schleswig-Holstein (www.bge-sh.de) und seine regionalen Gruppierungen.

Von selbst ändert sich nichts. Alle können mitmachen. Für andere. Und für sich. Eine andere Welt ist möglich!

Literatur:

Götz Werner / Adrienne Göhler: 1000 EURO für Jeden. Freiheit – Gleichheit – Grundeinkommen. Berlin 2010
Andreas Exner / Werner Rätz / Birgit Zenker (Hg.) Grundeinkommen. Soziale Sicherheit ohne Arbeit. Wien 2007.
Manfred Füllsack: Leben ohne zu arbeiten. Zur Sozialtheorie des Grundeinkommens. Berlin 2002.
Ronald Blaschke / Adeline Otto / Norbert Schepers (Hrsg.): Grundeinkommen. Geschichte – Modelle – Debatten. Berlin 2010.
Eine gute Einführung in das bedingungslose Grundeinkommen bietet der Film von Daniel Häni und Enno Schmidt “Kulturimpuls Grundeinkommen”. Der Film kann kostenlos heruntergeladen werden: http://www.kultkino.ch/kultkino/besonderes/grundeinkommen
Ben ik zomaar, zonder het aan te kondigen, op het Duits overgeschakeld. Dat is een beetje vroeg, want ik heb nog ander Nederlands nieuws. Op de open discussiegroep op LinkedIn, ‘Vrije School Alumni’, die hier ettelijke keren voorbij is gekomen, bijvoorbeeld heel pregnant op 1 juli 2002 in ‘Ramon De Jonghe’ en voor het laatst op 26 maart van dit jaar in ‘Wat wél werkt’, opende forumbeheerder Sander Louis een maand of twee geleden het thema ‘Bestaat wiskunde echt of is het een product van de menselijke geest?’, waarop in totaal 166 reacties kwamen:
‘Misschien een beetje ver gezocht maar toen ik dit filmpje zag moest ik onwillekeurig denken aan de discussies die we hier alweer jaren geleden hebben gevoerd over antroposofie. Het zijn natuurlijk twee verschillende grootheden: de heldere logica van de wiskunde tegenover de gesluierde esoterische potpourri die zich antroposofie noemt (oeps, daar klinkt een waardeoordeel in door). Maar het zijn wel twee “denksystemen” waarvan je je kunt afvragen of ze behoren tot de werkelijkheid of niet (slechts?) een product zijn van onze eigen geest.

Interessante vraag, verpakt in een leuk en lekker snel filmpje: http://youtu.be/TbNymweHW4E
Zoals gewoonlijk ging de discussie op en neer, was afwisselend interessant en flauw, en kon soms zelfs stomvervelend worden met de bekende stokpaardjes van bepaalde forumleden. Maar zo gauw echte helderziendheid en meditatie ter sprake kwamen, waren er ook heel serieuze bijdragen te lezen. herma reeskamp becommentarieerde een maand geleden:
‘Voor velen is deze door weinigen gevoerde discussie slechts vermakelijk (of zelf hilarisch en belachelijk!), terwijl men het wel leest. De vorige discussie werd overgenomen door Gerstkemper en niet een enkele antroposoof (voor geval zulke mensen bestaan) reageert ook maar ergens op. Ofwel het interesseert mensen niet, men denkt er zelf niet dieper over na, of is er niet uit wat men er van moet denken.’
Sander Louis reageerde met:
‘Bij dat laatste punt wil ik even aanhaken: mijn indruk is dat deze groep slechts een paar actieve leden kent. Wie weet lezen er hordes mee, maar daar merk je weinig van. De meer actieve leden kennen elkaars standpunten nu echt wel en voortgang zit er niet meer in. Discussies zijn meer herhalingsoefeningen, mijn eigen bijdragen incluis. Dat maakt deze hele groep toch een beetje overbodig.

Tjalling is om min of meer dezelfde reden gestopt met www.vrijeschoolalumni.nl en ik heb nu de gedachte om ook deze groep per 1 september op te heffen. Voor mij is het tijd voor wat anders, tijd voor wat nieuws.’
Dat was een grote steen in de vijver, een knuppel in het hoenderhok! Er werd natuurlijk meteen tegen geageerd, zoals door Gerard Bik:
‘Standpunten, een eigenaardig verschijnsel. Als ik naar mijzelf kijk verander ik soms heel makkelijk en snel van standpunt terwijl er een andere keer geen beweging mogelijk lijkt.’
En Eg Sneek schreef:
‘Gezien het feit dat er zich steeds weer opnieuw nieuwe leden aanmelden, en gezien het feit dat de groep 650 leden telt, kun je niet meer zelfstandig beslissen om dit allemaal op te heffen, Sander. Misschien moet je “het stokje” overgeven. Wie biedt zich aan? Wie stellen we voor? Kan het ook een “drieman/vrouwschap” zijn?’
Wat Sander eraan deed toevoegen:
‘Standpunten, gezichtspunten, invalshoeken van waaruit je naar zaken kijkt... In mijn geval hier als oud-leerling van een vrijeschool, terugkijkend op zijn ervaringen, als een soort evaluatie, de balans opmaken. Anderen vanuit het perspectief van (oud-) leerkracht, ouder of geïnteresseerde.

Opinies, meningen, oordelen, overtuigingen etc. zijn misschien net weer wat anders. Er valt bijna niet aan te ontkomen dat deze gebaseerd zijn op of gekleurd door op allerhande ervaringen, door conditioneringen, positief of negatief. Daar kun je uitbreken, als je wilt, dat is waar.

(...) Het voelt beter en past beter bij mijn “mentale zolderopruiming” om er een punt achter te zetten. Klaar ermee. Tijd voor nieuwe ervaringen. Bovendien: anders blijft er maar een digitaal spoor aan mijn digitale kont hangen. Allemaal ballast. Ik ben het ook wel eens met Tjalling (en anderen) dat LinkedIn niet het ideale platform is voor dit soort discussies. Maar als maar weinigen mee willen doen op een andere webstek houdt het gewoon op. Geeft ook niks. Laten we er niet teveel aan hechten. Hechting is immers de bron van lijden?’
Maar daar kon Ramon De Jonghe een paar dagen later geen genoegen mee nemen:
‘Je brengt eerst honderden mensen samen en dan trek je de stekker eruit. Ik begrijp niet goed dat een groep die nog steeds groeiende is wordt opgedoekt? We hebben het over een netwerkje van een 650-tal mensen. Het voortbestaan daarvan hoeft toch niet zomaar afhankelijk zijn van een iemand?

Om je digitale spoor te verwijderen hoef je het al zeker niet niet te doen. Discussies die hier gevoerd zijn staan elders al integraal op het net. Je kan toch ook gewoon het beheer aan iemand doorgeven en dat in deze groep aankondigen.’
Dit noopte Sander een paar dagen later om het nog eens uit te leggen:
‘Hier is hoe ik de zaak bezie:

* het draagvlak en de betrokkenheid van de meerderheid vd leden is te gering (de poll uit 2012 had een positieve uitslag, maar telde slechts 25 stemmen voor, dat is < 4% van alle leden)

* discussies zijn herhalingsoefeningen: ieder berijdt het eigen stokpaardje, maar steeds in cirkeltjes (ik vorm daarop geen uitzondering, dat realiseer ik me)

* afgezien van de discussie over wetenschap en antroposofie van Gerard hebben alleen de topics die ikzelf begonnen ben substantiele discussies opgeleverd. Verder zijn er opmerkelijk weinig topics vanuit de leden gestart. Ik ben er nu wel zo’n beetje klaar mee, ook vanwege punt 2

* er zijn genoeg alternatieven om een boom op te zetten over vrijeschoolse zaken, bv bij Ramon of Gastkemper maar ook op LinkedIn (bv groep “Vrije School”) en het staat ieder vrij om een eigen groep te starten

* het is zoals Tjalling zegt: als oprichter/beheerder scheep je jezelf op met een soort verplichting om er wat van te maken, maar ik heb het nu lang genoeg gedaan voor mijn gevoel en wil verder en niet in lengte van dagen hier oude koeien ophalen of de mogelijkheid openlaten daarmee (met die oude koeien dus) geconfronteerd te worden, want ook is het zo dat:

* LinkedIn vooral zakelijk bedoeld is, terwijl dit meer iets is voor de privésfeer (vinden ook anderen, daarin sta ik niet alleen, zo bleek ook nadat ik de groep openbaar had gemaakt)

* het voelt voor mij beter om op te heffen dan iemand anders beheerder te maken (zeker, dat is geen rationeel argument) maar ik voeg daar wel het volgende aan toe:

* de enige die vanuit dezelfde intentie en grondhouding de zaak zou kunnen overnemen – als vs-alumnus – is in mijn optiek Tjalling. Ik leg het hem bij deze voor, maar heb alle begrip als hij er geen trek in heeft. Mocht hij het toch willen dan zal ik hem beheerder maken (en mijzelf en de door mij begonnen discussies terugtrekken)

Tot slot: ergens krijg ik de indruk dat sommigen dit forum vooral als een podium beschouwen om eigen boodschappen te verkondigen aan een groot publiek. Of als arena om tegenstrevers te bestrijden. Tot wie zich aangespoken voelt zeg ik: wees niet gehecht aan deze groep, begin er gewoon zelf een. Je kunt het!

Tjalling van der Kolk @Sander: nee dankje.
Het is niet dat ik er geen trek in heb maar ik zie het eerlijk gezegd niet gebeuren dat deze groep op korte termijn een vruchtbare ontmoetingsplek voor vrijeschoolalumni gaat worden.’
Waarop Ramon De Jonghe reageerde met:
‘Ik trek nu even mijn stoute schoenen aan. 
Het lijkt het erop dat het voor Sander nadelig is om hier nog langer bij betrokken te zijn. Vertrekken als beheerder is een ding, maar alle sporen uitwissen? 
Wie of wat heeft Sander duidelijk gemaakt dat het niet voordelig is om hier nog langer terug te vinden te zijn? 
PS: voor die mensen die hier al enkele jaren mekaar vinden en binnenkort hun discussies door de grote “Endlösung” naar de eeuwige jachtvelden zien verhuizen zal ik de discussies op een aparte server zetten, zodat wie naar die discussies wil verwijzen, daar nog een mogelijkheid voor heeft.’
Het laatste woord was voor Sander Louis:
‘Mensen, mensen, wat een ramp staat er te gebeuren. Wat zou er achter zitten? Vast een enge boze wolf die Sander heeft betoverd... een antroposoof? Ahriman misschien? Is hem geld geboden? Wordt hij gechanteerd? Vragen, vragen... Een beetje hilarisch is het wel. En wie weet is die angst wel een kiempje van de antroposofische conditionering, ik sluit niets uit. Voor Ramon en alle andere complotdenkers daarom maar even voor alle duidelijkheid:

Niemand (!) anders dan ik zelf heeft het besluit genomen om deze groep op te richten en niemand anders dan ik zelf neemt het besluit om hem weer op te heffen. Mag ik? Fijn dank u wel. Mijn argumenten staan hierboven en er is niets of niemand(!) die mij heeft beïnvloed, benaderd of wat dan ook (tenzij ik inderdaad in mijn slaap behekst ben).

Vind er van wat je wilt, maar zelf beschouw ik het niet als uitwissen of ongedaan maken, laat staan boekverbranding of Endlösung (nooit te beroerd voor een Godwinnetje, ons Ramon) maar eerder een vorm van opruimen. Gezonde digitale hygiene. Mind you, Tjalling was een ander – vrij toegankelijk – forum begonnen als vervanging van deze plek. Ook daar bleek (te) weinig activiteit (pageviews zeggen weinig) en diversiteit aan input.

Overigens prima als Ramon de boel archiveert, ik dacht dat hij dat allang gedaan zou hebben. Zoiets suggereerde hij althans en zou mij ook niets verbazen. Keep up the good work! Ik zal de boel nog even laten staan dan en per 1 september de groep verwijderen. Daarvoor zal ik aan alle leden nog even een korte mededeling doen. Nu naar buiten vrienden, de zon schijnt en het is zomer!

PS en hiermee sluit ik de discussie.’
Dat was natuurlijk onbestaanbaar, dus startte Ramon De Jonghe onmiddellijk een nieuwe discussie, ‘Nog vragen in verband met de opheffing van het forum?
‘Omdat wij een discussie hadden over het aangekondigde plan van Sander Louis om per 1 september de groep op te heffen en wij een oplossing zochten om deze groep open te houden, reageerde Sander nogal geïrriteerd en sloot midden in de discussie de mogelijkheden om te reageren af. Het gesprek was echter nog aan de gang en omdat ik een voorstander ben van freedom of speech, heb ik hier dan maar een nieuw gesprek gestart (als Sander dat gaat toelaten tenminste).’
Die heeft intussen ook alweer 92 comments. Vijf dagen geleden schreef herma reeskamp samenvattend:
‘Lieve mensen,

Ik kwam op deze site, doordat ik n.a.v. de Hokjesman geïnteresseerd was of er reacties van de antroposofen zelf te vinden waren op het internet. Ik ben me er van bewust dat deze groep Vrije School Alumni voldoende onafhankelijkheid voelde om allerlei lastige vragen te stellen en onbelemmerd te zeggen wat je van bepaalde toestanden in verband met de antroposofie denkt.

Dat is voor officiële antroposofen kennelijk niet mogelijk, want daar vindt men... niets. Men spreekt niet voor de beurt en wacht het officiële standpunt van de vereniging, of van degenen die daar de leiding hebben, liever af. Die standpunten zijn altijd behoudend en nooit kritisch onderzoekend. Men treedt niet naar buiten met de eigen mening als men die al heeft. Het blijft entre nous.

Iedereen kent de rassen discussie. Een mede vrije school-leerling en oude vriend werkte in de Vrije school beweging en had de euvele moed met zijn mening naar buiten te treden en de pers te woord te staan. Dat betekende dat hij in feite niet langer kon werken in zijn positie. Vele gesprekken met leidinggevende antroposofen ten spijt... er viel niet te tornen aan de ooit gegeven leer en het curriculum van de Vrije School.

Ik heb het altijd onbegrijpelijk gevonden, want Steiner zelf heeft duidelijk gezegd dat antroposofie niet onderwezen mag worden in de vrije school. De rassenleer is geen buiten de antroposofische leer aanwezige wetenschappelijke kennis of anderszins gedragen inzicht in de maatschappij. Het is puur de ideeënwereld van Steiner op basis van in zijn tijd wel vigerende ideeën in de wetenschap over de mensheid. Die ideeën zijn nu obsoleet, ergo alleen nog Steiners antroposofie en meer niet, ergo mag niet aan kinderen in de school onderwezen worden. Klaar zou je denken. Wat iedereen in zijn eigen studie met die ideeën van Steiner wil doen is iets anders, dat is dan de studie van de antroposofie van Steiner en een ieders eigen verantwoordelijkheid.

Vriend uit baan, lidmaatschap opgegeven, nooit meer iets met klasse uur etcetera. Het geloof in de waarachtigheid is dan weg. Het mijne was al weg om heel andere redenen die hier niet ter zake doen... maar het is steeds die oneerlijkheid, het gebrek aan openheid, zelfonderzoek. Kritisch kunnen (mee)denken over vraagstukken, ook in positieve zin is iets dat als een bedreiging gevoeld wordt. Men wil of durft niet hardop te denken... een kwalijke zaak. Uitsluitend reclame maken voor de goede dingen, meer niet (en die zijn er inderdaad zeker!). Zo zie ik dat. Er zijn overal wel misstanden, misverstanden, dingen die aan her-evaluatie toe zijn. Wetenschap en kennis zijn niet iets totaal statisch onveranderlijks.

En hier is er nog een:

Een oude vriendin was op de kop af 20 jaar getrouwd met een Vorstands Mitglied. Zij is zijn weduwe. In een boek over belangrijke antroposofen in de vereniging, iets met 100 jaar antroposofie, staat haar huwelijk niet vermeld. Alleen de eerste echtgenote en vier kinderen. Nu kan niemand mij wijsmaken dat men het tweede 20 jaar durende huwelijk vergeten is. Het staat gewoon niet goed voor een Vorstands Mitglied om te scheiden en meer als een huwelijk te hebben gehad. Juist ja. En dat in een officiële publicatie met ISBN nr. Zoiets gaat te ver. Dan is men toch ergens de weg kwijt, als de waarheid steeds onder het tapijt geveegd moet worden, vanuit de angst over wat mensen anders van de antroposofie zullen denken... juist dan gaan mensen iets denken!

Conclusie: een angstcultuur? Hoe komt zoiets toch? Wat is het nut van al die window dressing? Dit n.a.v de vragen over het opheffen van deze vrije denk- en spreekruimte.’
Het riep bij Ramon De Jonghe dit op:
‘Naar mijn bescheiden mening heeft de angst voor wat mensen van de antroposofie gaan denken te maken met de hoge maatstaven die in de antroposofische beweging aan mensen worden gesteld. Een mens doet er al vlug allerlei “fout” en wordt daardoor bang om zichzelf te zijn, om vervolgens een rol te gaan spelen (passend bij Rudolf Steiners mensbeeld). Vandaar dat volgens mij ook die “menskunde” zo cruciaal wordt gevonden door antroposofen. Maar hoe ijverig je de mens ook gaat bestuderen, je komt m.i. toch altijd een stap te kort om hem te kunnen vatten.’
Een dag later reageerde herma reeskamp:
‘Blij geen antroposoof te zijn (heeft Steiner in zijn tijd zelf ook gezegd!), dan mag ik tenminste fouten maken! En zeggen wat ik zelf wil delen met anderen. Niet om kwaad te spreken, maar wel om mijn eigen onbegrip van de beweegredenen van zo een vereniging eens te verwoorden. En de knulligheid soms. Als ze nu eens begonnen met open en eerlijk antwoord te geven op normale vragen, dat zou al heel wat zijn. Maar wie zijn “ZE” eigenlijk? De directie/Vorstand? Waar zijn al die leden als zelfstandig denkende mensen? Waar is de discussie bij hen zelf? Achter gesloten deuren? Of vindt iedereen die lid is alles wel best? Het lid zijn gaat boven de eigen geest. Openheid en eerlijkheid altijd goed.’
Twee dagen geleden gaf ook Tjalling van der Kolk zijn opinie:
‘Dan ook van mijn kant maar eens een korte evaluatie van deze groep ;)

Een jaar of drie geleden is Sander gestart met deze groep met als doel het “opruimen van de mentale zolderkamer”. Al snel meldde zich een bont gezelschap van oudleerlingen, leraren, ouders en anderszins geïnteresseerden en ontstonden er heftige discussies waarvan sommige gingen over de praktijk van alledag op vrijescholen en andere meer over de achtergronden van vrijeschoolonderwijs en antroposofie.

Ramon De Jonghe was een van de mensen die veel reacties opriepen, er waren zelfs mensen (o.a. Eg Sneek) die zeiden het als hun missie te zien zijn “leugens” te bestrijden. Je zou het dan ook ironisch kunnen noemen dat precies het omgekeerde gebeurde; waarschijnlijk had Ramon in zijn stoutste dromen niet durven hopen dat het levende bewijs van zijn gelijk zichzelf zou melden in de persoon van Eg Sneek.

Eg Sneek heeft zich laten zien als een archetypische, bijna karikaturale vrijeschoolleraar: beschouwd zichzelf niet als antroposoof maar leeft volledig in zijn eigen wereldje, volkomen overtuigd van eigen gelijk en niet voor enige rede vatbaar, doet “onderzoek” naar maanknopen en planeetconjuncties dat (hoe kan het ook anders) zijn gelijk daaromtrent bevestigt en verwijt anderen onbegrip wanneer de resultaten van zijn “onderzoek” niet voor zoete koek geslikt worden. Niet behept met enig inlevingsvermogen. Blijft op een haast autistische manier doordrammen over zijn stokpaardjes. Ziet homeopathie en fytotherapie als de oplossing voor alle problemen waar hedendaagse geneeskunde mee te kampen heeft. Misschien is het feit dat Eg een computer gebruikt wel een van de weinige dingen die hem onderscheiden van de archetypische vrijeschoolleraar...

Sander Louis is misschien wel degene die het meest evenwichtig in de vrijeschooldiscussie staat; hij ziet zowel de kracht als de zwakte van vrijeschoolonderwijs en weet beide kanten goed te analyseren. Hij heeft tijdens het bestaan van deze groep regelmatig op relevante zijpaden gewezen die op hun beurt ook weer tot interessante discussies geleid hebben.

Gerard Bik heeft zich laten kennen als een kritische denker die niks zomaar aanneemt en een scherp analytisch vermogen heeft. Hoewel we het vaak oneens waren heb ik Gerard leren kennen als een prettige discussiepartner. Gerard ziet een strijd om het gelijk tussen materiële en geestelijke wetenschap die hij betreurt, hij zou liever samenwerking zien. Wat bij mij dan weer de vraag oproept wat Gerard precies verstaat onder materiële wetenschap en wat onder geestelijke wetenschap. Ikzelf zou een vak als psychologie indelen bij de geestelijke wetenschap, maar ik heb het vermoeden dat Gerard daar anders over denkt.

Afsluitend:

Ik heb de discussies overwegend als prettig en verhelderend ervaren, met name in het eerste jaar van het bestaan van deze groep. Aan allen dank daarvoor. Wat ik jammer vond en vind is dat het moeilijk gebleken is om over de vrijeschool en de antroposofische beweging te discussiëren vanuit extern perspectief, naar mijn smaak te vaak raakte het externe perspectief verward met een intern (antroposofisch) perspectief. Naar mijn mening is een discussie over de vrijeschool vanuit extern perspectief interessanter en meer verhelderend dan een discussie vanuit intern perspectief. Mocht iemand nog eens een discussie vanuit extern perspectief op touw willen zetten dan toon ik bij deze mijn interesse ;)’
Dat kon Eg Sneek natuurlijk niet over zijn kant laten gaan:
‘Dit is wel geestig. Ik heb heel wat talentvolle leerlingen gehad die hele goede karikaturen konden tekenen, ook van mijn persoon. Welnu, hier hebben we een geschreven variant. Er klopt volgens mij maar één ding, de opmerking over het computergebruik. Dat ben ik ook pas gaan gebruiken toen ik weg was van de vrije school, in 2006. In mijn vak had ik dat totaal niet nodig. De rest klopt niet. Kom ik uitgebreid op terug. Misschien moet Sander deze plek nog even openhouden. Wel grappig om te lezen. Lijsten we in.’
Nog ruim twee weken te gaan, dan zal dit forum ook niet meer bestaan. De antroposofie in Nederland kent geen gelukkige forumgeschiedenis, geloof ik. Als we het toch over vrijescholen hebben, dan past dit Facebookbericht van Stichting Vrijescholen Athena van vorige week donderdag 15 augustus:
‘De scholen gaan weer beginnen! Deze week is de Parcivalschool in Arnhem als enige van de Athena-scholen alweer van start gegaan. Volgende week volgen de vrijescholen in Almelo, Deventer, Emmen, Enschede, Groningen, Leeuwarden, Meppel en Oldenzaal. De vrijescholen in Apeldoorn, Brummen, Doetinchem, Harderwijk en Winterswijk hebben nog twee weken vakantie in het vooruitzicht en beginnen pas in de week van 2 september. Alle leerlingen en leerkrachten een heel mooi, nieuw schooljaar toegewenst!’
Dan kan ik doorschakelen naar een persbericht van de Duitse Bund der Freien Waldorfschulen op dezelfde dag, ‘Waldorfschulen fordern Paradigmenwechsel im Bildungswesen’, dat ik al noemde in ‘Boerenfluitjes’ de dag daarvoor, 14 augustus.
‘“7 Kernforderungen an die Bildungspolitik zur Bundestagswahl 2013” hat der Bund der Freien Waldorfschulen (BdFWS) jetzt veröffentlicht. Er tritt darin unter anderem für die Verankerung eines selektionsfreien Rechts auf Bildung im Grundgesetz ein, außerdem für die Autonomie aller Schulen. Elternhäuser sollen zwischen den Schulformen frei wählen können durch die Einführung einer Schülerkopfpauschale.

“Mit unserer Initiative möchten wir zum einen die Elternhäuser unserer 234 Waldorfschulen dazu ermuntern, bildungspolitische Aspekte stärker in ihre Wahlentscheidung einfließen zu lassen”, erklärte dazu Henning Kullak-Ublick vom Vorstand des BdFWS. “Zum andern wird immer wieder betont, wie wichtig die Bildung für die Chance auf gesellschaftliche Teilhabe geworden ist. Daher verstehen wir unsere ‘7 Kernforderungen’ auch nicht als klassische Wahlprüfsteine, sondern als Wegmarken auf dem Weg zu einer Schule in der Zivilgesellschaft.”

Die “7 Kernforderungen an die Bildungspolitik” sind vom Vorstand des BdFWS in Stuttgart verabschiedet worden. “Das Recht auf Bildung markiert ein Menschenrecht, an dem sich alle schulpolitischen Entscheidungen zu orientieren haben,” heißt es darin. Es umfasse kulturelle und musische Angebote sowie das Recht auf die Entfaltung der Persönlichkeit. Bildung müsse den Kindern und Jugendlichen “mehr als ein Prüfungs- und Berechtigungswesen” bieten.

Pädagogische Initiative und Verantwortung sind aus der Sicht des BdFWS heute dringender notwendig denn je. Deshalb fordert der BdFWS eine weitgehende Autonomie aller Schulen in der Gestaltung ihrer Profile und deren Umsetzung, ihrer personellen Ausstattung sowie der Verwendung ihres Budgets. Nicht haltbar sind auch die “pädagogisch unproduktiven” Regelstandards, die längst als heimlicher Lehrplan zu einem “Teaching for the test” geführt haben. Sie sollen nach Auffassung des BdFWS durch Mindeststandards ersetzt werden. Schüler sollen Anspruch auf Förderung haben, wenn sie diese Mindeststandards nicht erreichen können.

“Die Waldorfschulen verstehen sich mit vielen anderen Schulen in freier Trägerschaft als Pioniere eines Schulwesens, das sich nicht mehr staatlichen, ökonomischen oder ideologischen Forderungen beugt, sondern die Entwicklung jedes einzelnen Kindes in den Mittelpunkt aller pädagogischen Maßnahmen stellt”, betonte Kullak-Ublick dazu.

Der BdFWS kritisiert in seinen Forderungen außerdem die unzureichende Finanzhilfe für die Schulen in freier Trägerschaft. Durch die Schulgesetzgebung der Länder werde ein Zweiklassensystem gefördert, das die freien Schulen zwinge, Schulgeld zu erheben und sie damit in eine private Nische abdränge. Alle Eltern sollten eine Wahl zwischen unterschiedlichen Schulen haben – unabhängig von ihrer Finanzkraft.

Der BdFWS warnt außerdem vor der Gefahr, die Idee der Inklusion als Sparmodell für die öffentlichen Kassen zu missbrauchen. Hier sei eine ausreichende infrastrukturelle und damit auch finanzielle Basis notwendig, die Fortbildung der Lehrer, therapeutische Fördermaßnahmen und auch die nötigen baulichen Investitionen sicherstelle.

Um das Recht auf Bildung zu gewährleisten, sei es außerdem notwendig, in der Lehrerbildung stärker persönlichkeitsbildenden Gesichtspunkten Rechnung zu tragen: Neben ihrer Fachlichkeit müssten die angehenden Lehrer auch die Fähigkeit zu Empathie und Diagnose ausbilden.

Vielfalt im Schulwesen erfordert aus der Sicht des BdFWS einen “radikalen Paradigmenwechsel im hierarchischen Verhältnis von staatlicher Schulaufsicht und einzelner Schule”. Die staatlichen Organe sollten sich auf die Rechtsaufsicht konzentrieren und die inhaltliche Ausgestaltung des Schullebens – einschließlich curricularer Ziele oder Mindeststandards für bestimmte Klassenstufen – den Handelnden vor Ort überlassen.

Bund der Freien Waldorfschulen e.V.

Die derzeit 234 deutschen Waldorfschulen haben sich zum Bund der Freien Waldorfschulen e.V. mit Sitz in Stuttgart zusammengeschlossen, wo 1919 die erste Waldorfschule eröffnet wurde. Die föderative Vereinigung lässt die Autonomie der einzelnen Waldorfschule unangetastet, nimmt aber gemeinsame Aufgaben und Interessen wahr.’
In dezelfde ‘Boerenfluitjes’ kwam ook een bericht voor van een televisiefilm over vrijeschoolonderwijs. De Bayerischer Rundfunk liet al op 12 augustus weten in ‘Eine Brücke in die Welt’:
‘Acht Jahre, von der ersten bis zur achten Klasse, verbringen die Kinder der Waldorfschule im bayerischen Landsberg am Lech in ihrem Klassenverbund. Begleitet werden sie dabei von Filmemacherin Maria Knilli, die mit der Kamera längst selbstverständlicher Bestandteil der Klasse geworden ist. Der 2010 fertiggestellte erste Teil “Guten Morgen, liebe Kinder” schildert die ersten drei Schuljahren der Kinder. “Eine Brücke in die Welt” ist der zweite Teil dieser einzigartigen Langzeitdokumentation und begleitet die Schülerinnen und Schüler von der vierten bis zur sechsten Klasse.

Eine Waldorfschule im oberbayerischen Landsberg am Lech: Seit ihrer Einschulung im September 2007 und bis zum Abschluss der achten Klasse im Juli 2015 wird die von Klassenlehrerin Frau Umbach geführte Schulklasse gemeinsam lernen. Über den gesamten Zeitraum begleitet Regisseurin Maria Knilli den Unterricht für ihre im Auftrag des Bayerischen Rundfunks entstehende dreiteilige Langzeitbeobachtung, mit der Kamera ist sie längst selbstverständlicher Bestandteil der Klasse geworden. Der 2010 fertiggestellte erste Teil “Guten Morgen, liebe Kinder” schilderte die ersten drei Schuljahre der Kinder.

Thomas Sessner, Redakteur: “Nach dem Erfolg des ersten Teils ‘Guten Morgen, liebe Kinder’ über die erste bis dritte Klasse wurden wir beim Bayerischen Rundfunk immer wieder gefragt: Wann kommt denn endlich der zweite Teil? Die vielen, durchweg positiven Reaktionen freuen uns, denn es war durchaus ein Wagnis, sich auf eine solche Langzeitbeobachtung einzulassen. Über acht Jahre die Kinder in ihrem Klassenzimmer zu beobachten, wie sie eine Gemeinschaft werden, wie sie gemeinsam lernen, wie aus Kindern Jugendliche werden, wie sie zusammen mit ihrer Lehrerin die Welt entdecken, das ist eine faszinierende Chance – aber auch ein aufwendiges Projekt, das so wohl nur mit einem öffentlich-rechtlichen Sender entstehen kann.”

Mit “Eine Brücke in die Welt” liegt nun der zweite Teil der einzigartigen Langzeitdokumentation vor, der sich mit dem vierten bis sechsten Schuljahr beschäftigt; einem Zeitraum, in dem das Klassenzimmer eine sich stets wandelnde Lernwerkstatt ist und die Kinder Schritt für Schritt das selbständige Arbeiten üben. “Eine Brücke in die Welt” lässt dabei die äußere wie innere Entwicklung der Kinder miterleben und zeigt, wie aus hingebungsvollen Viertklässlern nachdenkliche und kritische Sechstklässler werden.

Zu sehen ist, wie die Zehnjährigen in der vierten Klasse im Galopp ihre Heimatstadt erkunden. Sie teilen Äpfel, um sich das Bruchrechnen anzueignen. Sie studieren für ihre Eltern ein Singspiel in Dirndl und Lederhosen ein – samt Klassenorchester und Gesangseinlagen auf der großen Bühne der Schule. Die Klasse stemmt ein anspruchsvolles Projekt: Zu Fuß geht sie – verteilt über den Zeitraum von acht Jahren – in Etappen von Landsberg nach Venedig. In der fünften Klasse steht eine entscheidende Wegstrecke an, wenn die ganze Klasse zusammen mit der Lehrerin und einigen Eltern zu Fuß den Alpenhauptkamm bei 3019 Höhenmetern überwindet – eine eindringliche Erfahrung für die Klassengemeinschaft, die zeigt, dass “Starke” plötzlich schwach und “Schwache” stark sein können. In der sechsten Klasse recherchieren die mittlerweile Zwölfjährigen selbstständig in Gruppen über die unterschiedlichen Länder Europas und referieren vor der Klasse. Und jeder Schüler schreibt einen frei erfundenen Text für ein Hörbuch. Das Klassenzimmer wird schließlich sogar zum Tonstudio, wenn eine der Geschichten von allen gemeinsam vertont wird.

Im Gegensatz zu “Guten Morgen, liebe Kinder” kommen in dem zweiten Teil der Langzeitdokumentation erstmals auch die Eltern der Schülerinnen und Schüler zu Wort, die mit ihrer Entscheidung für eine Waldorfschule bewusst eine Alternative zur herkömmlichen Schulpädagogik gewählt haben. Die Klassenlehrerin bringt es auf den Punkt: “Wir beide, die Schule und das Elternhaus sind die Pfeiler, auf denen eine Brücke gebaut ist, über die das Kind in seiner Entwicklung in die Welt geht.”

Maria Knillis Dokumentarfilm “Eine Brücke in die Welt” ist am Dienstag, 17. September 2013 um 22.45 Uhr als deutsche Erstausstrahlung zu sehen.

Im Anschluss daran wird ab 00.25 Uhr “Guten Morgen, liebe Kinder” wiederholt.’
Tot slot: weer de ‘Boerenfluitjes’ als aanleiding. Want daarin had ik als laatste een bericht van Michael Mentzel van ‘Themen der Zeit’ op 6 augustus overgenomen, ‘Nachlese. Einst im Mai...’, dat zo begon:
‘Ansgar Martins mit Irene Wagner (Autorin von “Rudolf Steiners langer Schatten”) Mitte Mai 2013 zusammen auf dem Podium in Frankfurt/Main. Es ging um die Anthroposophie und ihre Arbeitsfelder. Eingeladen hatte die katholische Akademie im Haus am Dom.

mm/tdz. – Merkwürdig still war es in der Anthro-Szene um ein Event in Frankfurt, das am 16. Mai stattfand und bei dem – moderiert vom katholischen Weltanschaungsbeauftragten Thomas Wagner – der “Waldorfblogger” Ansgar Martins als Teilnehmer einer Diskussion mit Irene Wagner (“Rudolf Steiners langer Schatten”) auf dem Podium saß. Lediglich in den “Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland” wurde ein kleiner Bericht über die Veranstaltung veröffentlicht. Zitat: “Die schätzungsweise 150 Zuhörer im überfüllten Auditorium wurden schon bei dem ersten Thema (Waldorfpädagogik) von den Referenten mit einer Fülle von Halbwahrheiten, Einseitigkeiten und Entstellungen überschüttet: Der Lehrer müsse Anthroposoph sein, er bringe Reinkarnation und Karma mit in den Unterricht und die Waldorfpädagogen schnürten die Schüler in ein Korsett vorgegebener Inhalte. Die Kinder würden zudem nicht als kleine Persönlichkeiten, sondern als «Typen» behandelt und die Pädagogik sei z.T. autoritär.”’
Ook dat kon natuurlijk niet zo blijven staan. Ansgar Martins zelf besteedde er op zaterdag 17 augustus alle aandacht op zijn weblog aan in ‘“Entwicklungsrichtung Anthroposophie”: Was Max Mustermann über Nazis und Neukantianer lernen sollte. Eine Intervention’. Een beetje lang, zoals we van hem gewend zijn, maar ook heel interessant, eveneens zoals gewoonlijk. Gaat u er maar even goed voor zitten:
‘“An der anthroposophischen Lehre vorüberzugehen, ist nicht gut möglich, da ehrliche Not und Sehnsucht zahlreicher Gläubigen an ihr hängt. Die große Gefolgschaft Steiners erklärt sich zum guten Teil daraus, dass Steiner auf Grund seiner Einsicht in die Unhaltbarkeit unserer geistigen Situation eine wissenschaftlich nachprüfbare Methode zu besitzen vorgibt, die zur Schau übersinnlicher Realitäten wie zur Erkundung menschlicher Bestimmung verhelfen soll und den trügerischen Anschein erweckt, als stelle sie gesicherte Beziehungen zum Absoluten her... Auch rührt das Anschwellen der Bewegung wohl mit daher, dass die Steiner-Gemeinde soziologisch an entscheidenden Punkten den Typus der Kirche repräsentiert, dass sie somit wohltuend den Vereinzelten umfängt und ihm das Gefühl des Geborgenseins verleiht.”

– Siegfried Kracauer: Die Wartenden (1922), in: ders.: Das Ornament der Masse, Frankfurt a.M. 1951, S. 110.

“Initiative Entwicklungsrichtung Anthroposophie”

Nicht alle Anthroposophen fühlen sich im Internet wohl: “Die Technologien von heute sind immer die Probleme von morgen...” Zur Angst vor den finsteren Mächten Ahrimans gesellt sich eine vor den “Intellektuellen, die den ganzen Tag von nichts als Papier und digitalen Zeichen umgeben sind” (Lorenzo Ravagli: Prometheus und die heilige Erde, München 2013, S. 8f.) Zu den Exemplaren mit Internetanschluss und vor allem munterer Freude an dessen Benutzung gehört Michael Mentzel. Auf seiner Seite mit dem bezeichnenden Namen “Themen der Zeit” veröffentlicht er gelegentlich, so meine ich jedenfalls, sogar informative Artikel, z.B. der oft exzellent informierten anthroposophischen Nachrichtenagentur NNA. Die “Themen der Zeit” sind trotzdem eine Lektüre immer wert, m.E. besonders dann, wenn Mentzel seiner journalistischen Kreativität zu realen und/oder vermeintlichen Fehlern von sog. “Anthroposophiekritikern” freien Lauf lässt (vgl. Die unendliche Geschichte; Mentzels Traum). Ob Mentzel sich tatsächlich gut mit Steiner auskennt und seine Ressentiments aus dessen Werk gezogen haben sollte, konnte ich bisher nicht feststellen. Zwar bekennt er stolz in einem “(Selbst-)Verständnis”, es sei “sicherlich nicht zu übersehen, dass es auf dieser Seite eine starke Ausrichtung zu anthroposophischen Themen gibt”. Aus seinen wenigen einschlägigen Blogs konnte ich eine exzessive Steinerlektüre bisher aber nicht ersehen (vgl. etwa Mentzel: Die richtige Seite der Geschichte).

Angenehm zurückhaltend gegenüber den “Themen der Zeit” ist unfreiwilligerweise der Internetauftritt der “Initiative Entwicklungsrichtung Anthroposophie. Ein Nachrichtenblatt”. Der Leser erfährt hier (Stand: 17.8.2013) in der Spalte “über uns”, dass Max Mustermann am 28. März 1978 geboren wurde und wird anschließend unter den Stichworten “Beruf”, “Qualifikationen” und “Interessen” jeweils belehrt: “Dies ist nur ein Beispieltext. Du kannst ihn löschen oder ändern.”

Wer denkt, hier habe endlich eine anthroposophische “Initiative” Steiners 1894 proklamierte “Grundmaxime der freien Menschheit” (“Leben und leben lassen”) in einer für alle Beteiligten vorteilhaften, weil unaufdringlichen Weise verinnerlicht, hat leider bloß die Print- bzw. PDF-Ausgabe noch nicht gelesen. Die ist anscheinend stramm im Geiste Peter Selgs und Sergej Prokofieffs unterwegs. Die Zeitschrift hat m.E. das Zeug, das Stimmrohr der zahlenmäßig doch nicht gerade kleinen anthroposophischen Hardlinerfraktion zu werden. Das inzwischen im dritten Jahr von Roland Tüscher und Kirsten Juel betriebene Blättchen beansprucht mit seinem Untertitel “Ein Nachrichtenblatt für Mitglieder” offenbar, in der Nachfolge des seit Beginn der anthroposophischen Bewegung herausgegebenen “Nachrichtenblatts” zu stehen. Letzteres wird von der Verbandszeitschrift der Allgemeinen Anthroposophischen Gesellschaft, “Das Goetheanum”, inzwischen nicht mehr betrieben und wird jetzt durch die neue private “Initiative” ersetzt. Die Inhalte des neuen Mitglieder-Blatts sind interessanterweise z.T. explizit feindlich gegenüber dem “Goetheanum”, dem etwa Zensur und Verleumdung vorgeworfen wurde, weil es Selgs und Prokofieffs spirituelle Allkompetenz nicht genügend zum Ausdruck bringe bzw. den Abdruck entsprechender Artikel verweigere. Der liberale Anthroposoph Ramon Brüll spricht von einer inneranthroposophischen “Sekte” (vgl. Ramon Brüll: Eine soziologische Betrachtung), ein Terminus, mit dem ich zugegebenermaßen weniger anfangen kann. Dieser Begriff sollte schon alles Mögliche von hinduistischen Gruppen über die Nonnen Mutter Theresas bis zu extremen politischen Parteien und den Zeugen Jehovas umgreifen. Er fasst dabei wohl weder diese noch die spezifischen ideologischen Puzzlestücke dieses anthroposophischen Forums. In der Juli-Ausgabe (14/2003) des “Nachrichtenblatts” wurden etwa gleich auf der Titelseite Spekulationen über Edward Snowden als Kämpfer gegen die Weltherrschaftspläne Ahrimans ausgebreitet.

“Genügt es tatsächlich, ein ehemaliger Waldorfschüler zu sein...?”

Da das “Nachrichtenblatt”, soweit ich einen Einblick gewinnen konnte, von interessanten Artikeln bisher weitgehend verschont geblieben ist, hatte ich mittelfristig eigentlich nicht vor, darüber zu schreiben. Neulich aber fühlte sich eine heilige Allianz von Wolfgang Kilthau (Geschäftsführer der Anthroposophischen Gesellschaft Frankfurt), Klaus Schamell (Arzt für Allgemeinmedizin) und Georg Peuckert (Anthroposophische Öffentlichkeitsarbeit) im Dreiergespann berufen, im “Nachrichtenblatt” über meine Person zu schreiben:

“Genügt es tatsächlich, ein ehemaliger Waldorfschüler zu sein und zu glauben, dass ein 22-jähriger (Martins) damit schon in der Lage sein wird, sachlich-seriöse Darstellungen wichtiger anthroposophischer Felder wie Pädagogik, Medizin und Landwirtschaft vorzunehmen?” (Kilthau/Schamell/Peuckert: “Rudolf Steiners langer Schatten”, in: Initiative Entwicklungsrichtung Anthroposophie, 14/2013, 7. Juli)

Offenbar sei ich also zu jung, um überhaupt etwas zur Anthroposophie zu sagen, obwohl die Autoren die Altersangabe “22” (aus welchen Gründen auch immer) erfunden oder falsch berechnet haben. Die Botschaft, aufgrund meines Alters dürfe man meine Äußerungen entspannt übergehen, habe ich nirgendwo so oft gehört wie bei Anthroposophen, womit vielleicht ein wenig über den Ungeist gesagt ist, der hinter der dort proklamierten Wertschätzung “des Individuums” gelegentlich steckt. Der Text erschien auch in “Anthroposophie weltweit. Mitteilungen Deutschland” (Juli August 2013, S. 5f.).

Die Aussage dieses Triumvirats gefällt anscheinend sowohl Mentzel als auch seinem fanatischeren Glaubensbruder Michael Heinen-Anders, der seit Längerem meinen Eintrag auf wiki.anthroposophie.net betreibt. Beide zitieren die Herren Kilthau, Schamell und Peuckert zustimmend. Heinen-Anders gilt selbst vielen Anthroposophen als spleenig. Mentzels Leser haben aber die (für mich) unangenehme Angewohnheit, dessen Auslassungen für meine tatsächliche Meinung zu halten und mir in hysterischen Mails vorzuwerfen: wenn meine Waldorfschulzeit so schrecklich gewesen sei, möge ich das doch nicht an der daran gänzlich unschuldigen Anthroposophie auslassen. Das Gegenteil ist der Fall: Trotz oder dank Anthroposophie darf ich auf eine äußerst angenehme Waldorfschulzeit zurückblicken. Ihr verdanke ich zwar keinen Deut meiner Steinerkenntnisse, wohl aber eine auch für die Aneigung selbiger bewährte Kulturtechnik, der sich vielleicht Mentzel, Heinen-Anders und scheinbar auch Kilthau, Schamell und Peuckert etwas intensiver widmen könnten: das Lesen.

Mentzel meint in seinem Beitrag, der ausschließlich auf dem seltsamen Veranstaltungs-“Bericht” der drei letzteren basiert:

“Dass Martins auf seiner Facebookseite die Veranstaltung zwar angekündigt, dann aber offensichtlich den Mantel des Schweigens darüber gebreitet hatte, lässt zumindest die Hoffnung aufkeimen, dass es dem “Sternekoch” (Info3 Chefredakteur Jens Heiserkamp über A. Martins) vielleicht selbst ein wenig peinlich sein könnte, wenn all zu viel Aufhebens von seinem Beitrag zu dieser Diskussion gemacht würde.” (Mentzel: Nachlese. Einst im Mai...)

Warum ich für stattfindende oder fehlende Berichterstattungen über meine eigenen Veranstaltungen verantwortlich sein soll, behält Mentzel für sich. Vielleicht soll das anthroposophischer Enthüllungsjournalismus sein, vielleicht ist Mentzel auch beleidigt, weil Jens Heisterkamp ihn im gleichen Zusammenhang als “Kohlroulade” bezeichnet hat, aber immerhin einen Punkt möchte ich klarstellen: Ich wäre natürlich im Gegenteil erfreut, wenn von meinen Beiträgen dieses Abends “Aufhebens” gemacht worden wäre. Wurde es aber nicht und am wenigsten im von Mentzel zitierten Pamphletchen.

Anlass der Polemik im “Nachrichtenblatt” war eine vor allem von pöbelnden Provinzanthroposophen besuchte Veranstaltung im Frankfurter “Haus am Dom”, bei der die Pädagogin Irene Wagner und meine Wenigkeit auf dem Podium saßen. Zumindest Kilthau und Schamell saßen im Publikum und haben sich auch in die Diskussion eingeschaltet. Außer Steiners ortsansässigem Fanclub schienen sich so viele nun wirklich nicht für diesen und seinen wie auch immer gearteten Schatten zu interessieren. Jedenfalls kam aus dem Publikum kaum ein Nichtanthroposoph zu Wort und eine kritische Diskussion war kaum führbar. Stattdessen war in Wortbeiträgen alles Mögliche bis hin zu Steiners überragenden hellsichtigen Beiträgen zur Erforschung des Bienensterbens zu hören. In der Wahrnehmung unseres Autorentrios war es dagegen “den vielen Interessierten nicht möglich..., sich der Anthroposophie sachlich und verstehend zu nähern. Der eigentliche Auftrag jeder Kultur- bzw. Bildungsanstalt.”

In der Tat würde mich Lob von Autoren, die anscheinend den “eigentlichen Autrag jeder Kultur- bzw. Bildungsanstalt” in der Annäherung an die Anthroposophie sehen, eher verwundern. Verwunderlicher aber ist die Schilderung des Abends durch Kilthau/Schamell/Peuckert. Die selbstgerechte Meinungsstärke ihres Berichts entspricht dem Ausmaß ihrer Faktenschwäche und kann insofern m.E. durchaus mit Mentzels Seite und Dr. Irene Wagners Buch mithalten. Noch verwunderlicher ist der Umstand, dass die drei über das zuweilen schreiende Publikum dieses Abends nicht ein Wort schreiben. Dass (nicht nur) meine Wortbeiträge durch zunehmend aggressive Zwischenrufe (etwa Kilthau: “...von allen guten Geistern verlassen”) unterbrochen wurden, kommt so wenig vor wie meine Diskussion mit Frau Wagner selbst.

Stattdessen wird mit einer unter anthroposophischen Apologeten beliebten Technik gearbeitet und der Inhalt des Abends zu einer Aneinanderreihung von Stereotypen verballhornt, die man “Anthroposophiekritikern” immer problemlos zuschreiben kann, weil ja irgendwie sowas auch gesagt oder mit dem Was-auch-immer-Gesagten zumindest gemeint worden sein könnte:

“Schon im ersten Thema wurden die Zuhörer von den beiden Referenten (insbesondere Ansgar Martins) mit einer Fülle von Halbwahrheiten, Einseitigkeiten und Entstellungen überschüttet: Der Lehrer müsse Anthroposoph sein, er bringe Reinkarnation und Karma mit in den Unterricht und die Waldorfpädagogen schnüren die Schüler in ein Korsett vorgegebener Inhalte. Die Kinder werden zudem nicht als kleine Persönlichkeiten, sondern eher als ‘Typen’ behandelt und die Pädagogik sei z.T. autoritär. Selbst ein harmloser Begriff wie Nachahmung, erhält plötzlich eine Umbewertung in eine negative Richtung.”

Einige Bemerkungen des Berichts hinterlassen mich tatsächlich ratlos, zum Beispiel folgender Vorwurf an Wagner und mich: “Oft wird in kleinlichen Verhaltensmerkmalen einzelner Waldorflehrer herumgemäkelt.” Zu den Merkmalen des Abends, der hastig Waldorfpädagogik, anthroposophische Medizin und biodynamische Landwirtschaft durchging, gehörte nach meiner Erinnerung, dass über einzelne Beispiele leider so gut wie nicht gesprochen werden konnte. Am eben zitierten Satz fällt die für den ganzen Bericht typische sprachliche Merkwürdigkeit auf. Soll “in kleinlichen Verhaltensmerkmalen einzelner Waldorflehrer” herummäkeln heißen, dass über solche Verhaltensmerkmale bei Waldorflehrern gemäkelt wurde? Oder aber, dass kleinlich über solche Verhaltensmerkmale gemäkelt worden sei?

“Neukantianisches Machwerk”

Nach den eben zitierten Sätzen versteigen sich die Autoren zu folgender Pointe:

“Bei der Nennung des philosophischen Hauptwerkes Rudolf Steiners – der Philosophie der Freiheit –, charakterisiert A. Martins diese als ein ‘neukantianisches Machwerk’, geschrieben noch vor dem 1. Weltkrieg...”

Tatsächlich wurde dieses philosophische Hauptwerk genannt, und zwar einmal mehr vom dafür eigens aufgestandenen Wolfgang Kilthau. Zuvor war über die anthroposophische Lehrerausbildung diskutiert worden – wie gewohnt vor allem im wütenden Publikum. Kilthau fühlte sich offenbar genötigt, einzuwenden, dass die “Philosophie der Freiheit” auch zum Pflichtpensum für Waldorflehrer gehöre und einer weltanschaulichen Eingleisigkeit vorbeuge. Meine Antwort lautete, dass Steiners Freiheitsphilosophie von 1894 (wieso auch immer die Autoren daraus den Ersten Weltkrieg gemacht haben) kein Psychoratgeber für Lehrer, sondern neukantianische Philosophie sei, die man nicht zum pädagogischen Flexibilitätsgaranten umbiegen könne. Dass bei den Autoren des Berichts “neukantianisches Machwerk” hängenblieb, daran kann ich wahrscheinlich nichts ändern. Es ist aber m.E. nachvollziehbar, da im Wort “neukantianisch” Kant vorkommt, den schon Steiner offenbar nicht leiden konnte. Bereits in seinem philosophischen Frühwerk hat er, vermutlich unter dem Einfluss Nietzsches, Kants Transzendentalphilosophie mit einer “hochproblematischen, ideologischen Verknüpfung von wissenschaftlicher und weltanschaulicher Betrachtungsweise unter den Kategorien ‘gesund – krank’” abgefertigt (Hartmut Traub: Philosophie und Anthroposophie, S. 166; vgl. Steiner, GA 3, S. 4), während ihm die Nähe seiner eigenen Moralphilosophie zum Kantischen Sittengesetz verborgen blieb.

Zu den keineswegs neuen Ansätzen gehört jedoch der Versuch, sie philosophiegeschichtlich als Neukantianismus metaphysischer Prägung zu diskutieren (vgl. für eine frühe anthroposophische Stimme Hans Büchenbacher: Erfahrung und Denken, Basel 1978, S. 7f.; für eine systematische Deutung Jaap Sijmons: Phänomenologie und Idealismus. Struktur und Methode der Philosophie Rudolf Steiners, Basel 2008). In der neukantianischen Debatte um eine “voraussetzungslose Erkenntnistheorie” liegt vielleicht auch einmal ein originärer innerphilosophischer Debattenbeitrag Steiners. Ausgangspunkt war der Wiener Philosoph Johannes Volkelt, mit dem Steiner vor allem die Apotheose des Denkens als Zugang zur Welt teilt, dem sich zunehmend aber auch die Frage nach dem “Ich” in der Erkenntnistheorie stellte.

“Wahrscheinlich wurde Volkelt auch durch die vielfältige Kritik an seinem Subjektivitätskonzept darauf aufmerksam, dass dort eine Schwierigkeit verborgen liegt... Historisch war es vielleicht der Neukantianer Rudolf Steiner (1892), der als erster den Volkeltschen Ansatz in diesem Punkte korrigierte, an den er sich im übrigen weitgehend anlehnt.” (Harald Schwaetzer: “Transsubjektivistischer Subjektivismus”, in: ders. (Hg.): Johannes Volkelt: Erfahrung und Denken (1886), Reihe Texte zum Neukantianismus, Bd. 3, Hildesheim 2002, S. XXXVII)

Sijmons und Schwaetzers Einschätzung muss man sicherlich nicht teilen. Sie machen aber deutlich, dass sich die philosophische Weltanschauung des frühen Rudolf Steiner in komplexen philosophischen Konstellationen bewegte – und dieser (eben neukantianische) Kontext macht die Entkernung und Dekontextualisierung seines Denkens zur Innovationssicherung für Waldorflehrer m.E. zu einem interpretativ verfälschenden Unternehmen. Auch Steiner selbst bestritt eine unbeschränkte Verallgemeinerung seiner Darlegungen in einem Brief zu seiner “Philosophie der Freiheit” wie folgt:

“Man kann da nichts tun für jene, welche mit einem über Klippen und Abgründe wollen. Man muß selbst sehen, darüberzukommen... Willkürlich, ganz individuell ist bei mir manche Klippe übersprungen, durch Dickicht habe ich mich in meiner nur mir eigenen Weise durchgearbeitet... Vielleicht ist aber überhaupt die Zeit des Lehrens in Dingen, wie das meine, vorüber. Mich interessiert die Philosophie fast nur noch als Erlebnis des Einzelnen.” (GA 39, 232f.)

Dieses Interesse degradiert zwar Philosophie (also das Abenteuer des Denkens) zum subjektivistischen “Erlebnis”. Aber für Anthroposophen wäre es im Sinne einer immanenten Kritik durchaus hilfreich, besonders wohl für die “stark an der Anthroposophie orientierten Waldorflehrer. Sie fürchten den Verlust der geisteswissenschaftlichen Grundlagen, nicht so sehr den Verlust ihrer Selbstbestimmung und individuellen Freiheit”, so Dirk Randoll, der einige empirische Studien zur Waldorfpädagogik (mit-)durchgeführt hat. Insofern sehe ich zwar keinen Grund, meine Aussage zu revidieren, sehr wohl aber die Darstellung von Kilthau/Schamell/Peuckert.

“There is a plan”

Zur Viertelstunde, die über die anthroposophische Medizin gesprochen wurde, haben Kilthau/Schamell/Peukert in ihrem Bericht nur zu sagen, es seien “Allgemeinplätze” mit “oberflächlicher Kenntnis” und einer “Fülle von Zerrbildern” bedient und es sei ignoriert worden, dass die “Misteltherapie” inzwischen auch von “Schulmedizinern” angewendet werde. Die Verdrehtheit des letzten Vorwurfs ist schon bemerkenswert: An diesem Abend wurde die Misteltherapie als bekanntes Beispiel angesprochen und wurden geradeumgekehrt dessen Steinersche Ursprünge erwähnt (denn um Steiners angeblich “langen Schatten” ging es ja). Dass Steiner die Misteltherapie keineswegs erfunden hat, kam im “Haus am Dom” leider nicht zur Sprache, was das ritterliche Trio aber (wie zu erwarten) offenbar nicht stört. Nicht erwähnt wird außerdem die konkrete Kritik an der anthroposophischen Medizin, die sich um eine ihrer sichtbareren Folgen drehte: die Verbindung von Karma und Krankheit, die sich besonders beim Thema “Impfen” zeigt. Seit 2001 und bis 2013 sind etliche Fälle von Masernausbrüchen an Waldorfschulen gut dokumentiert, die auf eine eher geringe Quote von geimpften Schülerinnen und Schülern und einer offiziell als “freie Impfentscheidung” gelabelten Impfpolitik anthroposophischer (Schul-)Ärzte rückführbar ist.

“While many anthroposophists follow ordinary vaccine programmes”, so der Religionswissenschaftler Asbjørn Dyrendal, “others clearly do not and Waldorf schools seem to have been the fulcrum of vaccine-preventable deseases more often than schould be their due. Some are generally negative towards vaccines and vaccine programmes.” Dyrandal erläutert eine beliebte Vorstellung anthroposophischer Impfgegner: “Okkulte Bruderschaften” mit “materialistischen” Absichten versuchen, inspiriert von finsteren Engeln, durch Impfprogramme die spirituelle Entwicklung von Kindern zu verhindern:

“There is a plan. It is secretive, destructive and directed against human agency by blocking children’s spiritual development, thus barring them from freedom... Thus the apparently random is made to make sense: secret ways of knowledge reveal secret brotherhoods, the evil spirits influencing them, the deeper tendencies of the time, and their connection to minute details of history. The topic of threats towards spiritual agency and human freedom, framed in Steiner’s anthroposophy, is an undercurrent through it all. But we may note that although ‘inoculations’ are mentioned as part of the materialist conspiracy of evil powers, Steiner clearly differentiates between existing vaccines against deseases, and those to come, which will be against the spirit. The conflation... is produced by later interpretation.” (Dyrendal: Hidden Knowledge, Hidden Powers. Esotericism and Conspiracy Culture, in: Egil Aspem/Olav Hammer: Contemporary Esotericism, Sheffield/Bristol 2013, S. 204ff.; vgl. GA 177, 13. Vortrag)

Dyrendals Ausgangsbeobachtung, dass das Waldorfmilieu einer impffreundlichen Einstellung nicht unbedingt offen gegenüberstehe, wird aber noch durch andere Faktoren mit bedingt. Etwa die Vorstellung von Karma, das durch Krankheiten abzutragen sei. Steiner: “Es erscheint durchaus im Karma begründet, dass die eine Krankheit ausgeht mit der Heilung, die andere mit dem Tod.” (GA 120, 90) “Es ist ja vor allen Dingen zu betonen, daß selbstverständlich nicht gegen das Karma geheilt werden kann. ...das muss im wesentlichen des Arztes Gesinnung sein” (GA 316, 121) Aber: “der Wille zum Heilen... darf niemals eine Beeinträchtigung erfahren... selbst wenn man die Meinung hat, dass der Kranke unheilbar ist” (ebd., 122) Damit steht der Wille zum Heilen nahezu unvermittelt gegen die “selbstverständlich” unumgehbaren Bahnen des Karmas. Zweifellos beruht der Erfolg und gute Ruf der anthroposophischen Medizin wohl auf den Ärzten, die sich für Heilung entscheiden. Sogar der Einbezug der Krankheit als biographischer Station mag zu einer vertrauensvollen Arzt-Patienten-Beziehung und damit zu besseren Genesungsbedingungen führen. Mit der Einführung des Karmagedankens in die Medizin hat diese “Heilkunst” sich jedoch selbst die größten Steine in den Weg gelegt.

Masern, Karma und anthroposophische Medizin waren an diesem Abend, nicht aber im Bericht unseres Trios ein Thema, obwohl Kilthau und Schamell aus dem Publikum meine Darstellung in der Tat, aber ohne wirkliche Gegenargumente, angriffen. Seit Mai sind übrigens zwei weitere Masernausbrüche vorgefallen: an der Waldorfschule Erftstadt und Langen am Lech. Beide wurden kurzzeitig geschlossen. In einer Pressemitteilung des Bundes der Freien Waldorfschulen meinte Vorstandsmitglied Henning Kullak-Ublick: “Es ist immer eine Abwägung, die auch das Alter und die Gesamtkonstitution des Kindes berücksichtigen muss... Impfempfehlungen sollten den Fachleuten vorbehalten bleiben, die Entscheidung den Eltern.” (Bund der Freien Waldorfschulen plädiert für freie Impfentscheidung)

Biodynamische Landwirtschaft: Grüne...

Kilthau/Schamell/Peuckert kommen dann zum letzten Teil, der biologisch-dynamischen Landwirtschaft.

“Sehr negative Darstellungen gaben die Referenten schließlich von der Anwendung landwirtschaftlicher Präparate und anderer Methoden der bio-dynamischen Landwirtschaft. Wer nicht wusste, um was es sich bei dieser Wirtschaftsweise handelt, gewann den Eindruck, die Landwirte bedienten sich lächerlich-okkulter Praktiken. Es wurde unterschlagen, dass dies alles seit 80 Jahren sehr erfolgreich 2 [sic!] angewandt wird. Dies ist ganz besonders A. Martins anzulasten, der es besser wissen müsste, da er ja seine Schulzeit in diesem Umfeld verbracht hat. Unverständlich auch, dass A. Martins die bio-dynamische Entwicklung mit dem Nationalsozialismus in Verbindung brachte, was natürlich ein völlig unsinniger Zusammenhang ist. Nicht ein Wort fanden beide Referenten dazu, dass aus dem Steinerschen Geistesgut bedeutende Impulse für viele nachhaltige alternative Naturströmungen hervorgegangen sind, bis hin zur Begründung der Grünen, was ursprünglich ein anthroposophischer Impuls war.”

Glücklicherweise war ja der größte Teil des Publikums allem Anschein nach aus der Hügelstraße angereist und mit biologisch-dynamischen Präparaten bestens vertraut. Dass “dies alles” seit 80 Jahren (eigentlich länger) existiert und weltweit unzählige Male gehandhabt wird, war natürlich Thema (und zwar fortgesetzt), ebenso wie meine vom Moderator eingangs erwähnte Waldorfschulzeit. Wieso ich nach dem Besuch einer Waldorfschule umfassend über die Wachstumsraten und -phasen der Anthroposophie informiert sein solle, haben die Autoren leider nicht mitgeteilt. Vielleicht stellen sich manche Anthroposophen vor, das mit der Waldorf-“Weltanschauungsschule” wäre doch die bessere Idee gewesen, aber das gibt wohl der größere Teil dieser Schulen heutzutage nicht her. Anders als gewissen Autoren kann ich den Anthroposophen unter meinen Lehrern übrigens eine sachliche, gepflegte Streitkultur zugutehalten.

Man kann darüber streiten, ob “nachhaltige alternative Naturströmungen” wirklich zu den positiven Auswüchsen oder nicht auch zum Schlimmsten gehören, das man mit der Anthroposophie in Verbindung bringen kann. Gerade der “anarchistische Aufbruch in die Freiheit”, den das philosophische Denken des jungen Steiners versprach, wurde mit der Begründung der Anthroposophie von ihm zugunsten organisatorischer und weltanschauungspolitischer Erfordernisse der neuen Gemeinde eskamotiert (vgl. Die “Optik des Geistes” und der Geist des Okkulten). Er wurde zum allumfassenden Programm verwandelt, in dem nichts der Struktur des allverwaltenden Geistes widersprechen darf: “Das Allernotwendigste für die Gegenwart und für die nächste Zukunft in bezug auf die Entwickelung der menschlichen Geschicke ist das Hereinholen gewisser Ideen von jenseits der Schwelle...” (GA 185a, 198)

Das mag auch manchen Tendenzen der “Grünen” entsprechen, für die dann “Natur” und “Nachhaltigkeit” anstelle der “geistigen Welt” stehen, aber diese Partei war mitnichten “ursprünglich ein anthroposophischer Impuls”. Anthroposophen gehörten zu einer von vielen Strömungen (nicht selten auch rechten), die in diese Partei eingingen, haben sich aber (oder wurden, wie Beuys) mit der Erfolgsgeschichte der Ökopartei zunehmend verabschiedet. Allenfalls gilt die Aussage unseres Trios für den frühen “Achberger Kreis”.

Besonders lästig an den irreführenden Behauptungen des Trios ist wieder die verkürzte Wiedergabe meiner Aussage, die mir dann auch noch in der Verkürzung zum Vorwurf gemacht wird. Es ist keineswegs “unverständlich”, “die bio-dynamische Entwicklung mit dem Nationalsozialismus in Verbindung” zu bringen. Unverständlich ist, warum heutige Anthroposophen anscheinend so wenig Ahnung von ihrer eigenen Geschichte haben. An dieser Stelle wären an die (seit Jahren vorliegenden) Arbeiten Arfst Wagners, Uwe Werners, Christoph Kopkes, Wolfgang Jacobeits, Peter Bierls, Nicolai Fuchs’, Anna Bramwells, Christine Gerhards usw. usf. und deren ausführliche Vertiefung durch Peter Staudenmaier zu nennen – die folgenden Details verdanke ich diesen Autoren. Arfst Wagner ist übrigens der m.W. heute einzige Bundestagsabgeordnete mit anthroposophischem Hintergrund und tatsächlich bei den “Grünen”. Seine unersetzte fünfbändige Dokumentation zur Anthroposophie im Nationalsozialismus gehörte zu den frühesten Arbeiten zu diesem Thema.

...und Nazis

Die unselige Verbindung von Biodynamik und einem ökologisch interessierten Teil der Nazi-Elite halten Kilthau/Schamell/Peuckert zwar für einen “unsinnigen Zusammenhang”. Außerhalb des Mainstreams der anthroposophischen Selbstwahrnehmung ist er gleichwohl gut dokumentiert (s.o.) und ging wohl auch aus frühen Überschneidungen mit der völkischen Szene hervor. U.a. praktizierte man im “Artamanenbund” in den späten Zwanzigern Steiners Landwirtschaft. Aus dessen Reihen kam auch der nationalsozialistische Lebensreformer Herman Polzer, erklärter Befürworter dieser Landwirtschaft. Ein weiterer Fall ist Max Karl Schwarz, der sich unter den Pionieren der Steinerschen Anbaumethode am intensivsten mit Garten- und Landschaftsgestaltung befasste. Er begeisterte bei einem Einführungskurs 1931 in Loheland den idealistisch-rassistischen Ganzheitlichkeitsnostaliger Alwin Seifert, der sich als Landschaftsgestalter (u.a. der “Reichsautobahn”) und “Reichslandschaftsanwalt” nach 1933 entschieden für die biodynamische Landwirtschaft einsetzte, z.T. in Kooperation mit Schwarz. Seifert, der auch in Nachkriegsdeutschland Bestseller zu Themen wie “Gärtern ohne Gift” verfasste, war kein Anthroposoph – was übrigens Irene Wagner behauptet, die von den genannten Autoren auch nur Arfst Wagner herangezogen hat (Rudolf Steiners langer Schatten, Aschaffenburg 2012, S. 373).

Doch diese Fehlinformation teilt Irene Wagner mit manchen Anthroposophen. Zu den merkwürdigen Folgen solcher Verbindungen gehört etwa, dass der rechte Historiker Reinhard Falter eine Kurzbiographie Seiferts für die biographische Dokumentation der Forschungsstelle Kulturimpuls verfasst hat (vgl. zu Falter und Seifert Christoph Kopke: Kompost und Konzentrationslager. Alwin Seifert und die “Plantage” im KZ Dachau, in: Arnett Schulze/Thorsten Schäfer: Zur Re-Biologisierung der Gesellschaft. Menschenfeindliche Konstruktionen im Ökologischen und im Sozialen, Aschaffenburg 2012, S. 188f.; Ulrich Linse: “Fundamentalistischer” Heimatschutz. Die “Naturphilosophie” Reinhard Falters, in: Puschner/Großmann: Völkisch und national. Zur Aktualität alter Denkmuster im 21. Jahrhundert, Darmstadt 2009, S. 156-178). Die Basis solcher Verbindungen legten u.a. die Biodynamiker Franz Dreidax und Erhard Bartsch. Letzterer bewirtschaftete das Hofgut “Marienhöhe” und lud dahin dutzende hochstehende Nazibeamte ein – darunter Alfred Rosenberg, Innenminister Wilhelm Frick, den “Stellvertreter des Führers”, Rudolf Hess oder den Minister für Ernährung und Landwirtschaft und “Reichsbauernführer” Richard Walter Darré, der nicht umsonst Chefideologe von “Blut und Boden” war. Das sind nur die prominenteren Namen aus einer Reihe von SS- und NSDAP-Funktionären an entscheidenden Stellen (darunter u.a. Rudi Peuckert, Otto Ohlendorf, Oswald Pohl, Hermann Reischle, Alfred Leitgen, Ernst Schulte-Strathaus und Robert Ley) die die anthroposophische Landwirtschaft zur wahrscheinlich erfolgreichsten alternativen Anbaumethode im “Dritten Reich” machten.

Grasnarben des “Reichssportfeldes” für die Olympischen Spiele 1936, Hitlers Garten am Obersalzberg und Fricks Landgut am Starnberger See gehörten zu den prominenteren biodynamisch bewirtschafteten Flächen – neben Heilkräutergärten (nicht nur) in den KZs Ravensbrück und Dachau. Derlei kam zustande, obwohl der SD sowie Bormann und Heydrich aggressiv gegen die Anthroposophie vorgingen. Sie verhinderten etwa, dass Schwarz und sein Kollege Carl Rehmer ein biodynamisches Projekt in Auschwitz begleiten konnten. Indessen wurde unter Regie Rudi Peuckerts, kommissarischer Leiter des “Amtes Bauerntum und Ostland”, die biodynamische Methode in den von der Wehrmacht eroberten Gebieten Osteuropas ausprobiert.

“Umfassendes Menschenbild” ist das eine...

Das Interesse der meisten Nazifunktionäre an der biologisch-dynamischen Landwirtschaft war pragmatischer Natur, auch lässt sich Überzeugung und Opportunismus bei den Biodynamikern nicht immer sicher scheiden. Dem “Reichsverband” der Landwirte traten einige Höfe nicht bei, die dann aber auch dessen Zerschlagung 1941 unbeschadet überstanden. Die Anthroposophie als alternativkulturelle Bewegung gehört zu den Opfern des NS-Regimes. In den KZs starben auch Steiner-Schüler jüdischer Herkunft, mit unglaublichem Hass kämpften rechte Steinergegner wie Jakob Wilhelm Hauer, Gregor Schwartz-Bostunitsch, die Ludendorffs und einige hochrangige Nazifunktionäre gegen die Anthroposophie. Anthroposophische Methoden fanden allerdings sehr wohl Interesse und einzelnen Anthroposophen und/oder Biodynamikern wie Georg Halbe (Unternehmer des “Blut und Boden-Verlags”) und Hans Merkel (“Führer beim Stab des Rasse- und Siedlungshauptamts”) waren im “Dritten Reichs” steile Karrieren möglich, während andere, wie Ernst von Hippel, die “Entjudung” der Universitäten unterstützten oder (wie Jürgen von Grone oder die Zeitschrift “Demeter”) den Zweiten Weltkrieg enthusiastisch kommentierten. Es bleibt abwegig, im Stile Anna Bramwells durch eine “Steiner Connection” schlicht Nazis zu Anthroposophen und Anthroposophen zu Nazis zu erklären (beides aber gab es): “Grüne” Nazis und Biodynamiker rangen neben praktischen Fragen (wie der Knappeit von Kunstdünger nach dem Ersten Weltkrieg und während des Zweiten) eher beide um einen “ganzheitlichen”, integralen Ansatz, der Naturbelassenheit, kosmische und innere Harmonie förderte – für die Nazis war das essentiell mit der restlosen “Ausmerze” der Juden verknüpft, während Anthroposophen die Evaluation “rassischer” Defizite durch den Geist und eine spirituell-“christliche” “Überwindung” des Judentums postulierten.

Die Institutionalisierung, Professionalisierung und entsprechende Personenstärke des biodynamischen Landbaus verschwand weder 1941 mit dem offiziellen Verbot noch 1945. Die anthroposophischen Landwirte blieben ein gut aufgestelltes alternativkulturelles Segment und waren 1968 in den ersten Reihen zu finden (ob das ein Kompliment ist, darüber wäre ebenfalls zu streiten). Übrigens auch in den USA, wo biodynamische Kommunen zu den frühesten anthroposophischen Keimzellen gehörten. Diese Kontinuität ist aber in keiner Weise ein Zeugnis für ideologische Zusammenhanglosigkeit mit den Abgründen des 20. Jahrhunderts – wie bei keiner Partei, Ideologie, Gruppierung oder Weltanschauung: “Fascist ideals fostered research directions and lifestyle fashions that look strikingly like those we today might embrace.” (Robert Proctor, The Nazi War on Cancer, Princeton 1999, S. 5). Das spricht offenbar nicht für die Nazis, sondern weist auf problematische Tendenzen grünlicher Ganzheitslehren damals wie heute hin. Hier ist auch für Anthroposophen – Vorsicht geboten. Auch die Anthroposophie muss sich am sog. “Zivilisationsbruch” Auschwitz messen. (Vgl. Ralf Sonnenberg: Metahistorisches oder zeitunabhängiges Wissen?, in: ders.: Anthroposophie und Judentum, S. 24). Beide trafen sich in einem Punkt, dem Versuch, Menschen “ganzheitlich” zu erfassen – ein Theorem, das heutige Vertreter der Anthroposophie, denen in aller Regel freilich jede Apologie der Nazis fernliegt, heute gern als besonders “zeitgemäß” vor sich her tragen. Bei unserem Trio heißt es zum Beispiel:

“Der zukunftsweisende Ansatz Rudolf Steiners, auf der Grundlage eines umfassenden Menschenbildes zu erziehen, welches in den heutigen Wissenschaften nicht mehr zu finden ist, kommt bei den Referenten nicht zur Sprache.”

...völkischer Idealismus das andere...

Wichtig an diesem Satz scheinen mir die zwei Worte “nicht mehr”: In der Tat ist dieser Anspruch in den heutigen Wissenschaften glücklicherweise meist als Ideologie enttarnt und “nicht mehr zu finden” – zumindest idealiter: Hirnforscher und frenetische Neoatheisten vom Geisteszustand eines Dawkins, übereifrige Kinderpädagogen und sonstige allzu “grüne” “Wissenschaftler” suchen in der Tat noch nach biologistischen oder ganzheitlichen Allerklärungsmodellen. Die integrale Erfassung des Menschen, zur der im Einzelfall auch Ökologie und Spiritualität gehören konnte, ist keine Neuerung Steiners, sondern eine der verbreitetsten Tendenzen esoterischer, (neu-)romantischer, lebensreformerischer und völkischer Systeme damals wie heute. Dies ist (und auch das muss gesagt werden) nicht allen heutigen Anthroposophen entgangen. In dieser Hinsicht lässt sich auch eine Äußerung Bodo von Platos (Vorstand der Allgemeinen Anthroposophischen Gesellschaft) verstehen, aus der Erfahrung eines existenziellen “Bruchs” der Moderne resultiere eine “anthropologische Disposition, die für die Anthroposophie wie auch für den Nationalsozialismus – ja für alle Systeme oder Versuche, die den Menschen als Ganzen ansprechen, beanspruchen oder verstehen wollen – von Bedeutung” sei. (Bodo von Plato, in: Podiumsgespräch: Anthroposophie in der Zeit des Nationalsozialismus, Anthroposophie weltweit. Mitteilungen Deutschland, Sonderheft (2011), S. 18) “Die Anthroposophie”, so von Plato, der freilich den Nationalsozialismus für das nicht integrierbare Gegenbild der Anthroposophie hält, “fordert den ganzen Menschen, so wie auch totalitäre Systeme wie der Nationalsozialismus das tun.” Dies trifft den Nagel auf den Kopf.

“Diese Komponenten einer Ideologie, die sich selbst ‘völkisch’ nannte, stellten die Grundlage einer Denkweise und Lebenseinstellung dar, die dann in der Entwicklung des modernen Deutschland eine ungeheure Wichtigkeit erlangen sollte... Das romantische Gedankengut sollte eine Alternative zu Fortschritt und der sich entwickelnden industrialisierten, städtischen Gesellschaft sein, die den Menschen seines individuellen, kreativen Seins zu berauben drohten, da sie ihn von seiner alten sozialen Ordnung trennten... Völkisches Denken gab diesem sozialen Gerüst durch die Kraft des Volkes neues Leben. Gleichzeitig wurde die Möglichkeit der individuellen Selbstverwirklichung wiederbelebt, weil das Individuum zu einem Teil des kreativen Prozesses einer höheren Lebenskraft gemacht wurde... Diese Verbundenheit mit etwas größerem als dem eigenen Selbst wurde als notwendige Voraussetzung für das persönliche Wohlergehen verstanden. Die Verwurzelung in beidem, der Natur... und der geschichtlichen Entwicklung des Volkes, wurde als der regenierungsfähige natürliche Zustand des Menschen betrachtet, der das Individuum zu einem schöpferischen Wesen machte.” (George L. Mosse: Ein Volk, ein Reich, ein Führer. Die völkischen Ursprüunge des Nationalsozialismus, München 1979, S. 25)

Zu den Eigenheiten völkischer Denker gehörte eine Legierung von Idealismus, Individualismus und Nationalismus, etwa bei Paul de Lagarde, für Steiner “einer der deutschesten Geister”, der “materialistische” Bluts- Volkskonzepte überwunden habe und so “das Wesen der Deutschheit an seiner Wurzel” greifen konnte. (GA 64, S. 224f.) Lagardes “Prophet” (Mosse) Julius Langbehn schrieb in seinem immer wieder auch von Steiner empfohlenen Pamphlet “Rembrandt als Erzieher. Von einem Deutschen” (7. Auflage, 1888): “Die treibende Grund- und Urkraft alles Deutschthums heißt: Individualismus.” Bei Steiner las sich das: “Darin besteht das konkret Nationale deutschen Wesens, dass es durch das Nationale über die Nation hinausgetrieben wird in das allgemeine Menschentum hinein.” (GA 174a, 72) Den kosmischen Platz des “Volkes” für die Völkischen nahm für ihn freilich jenes “Allgemeine Menschentum” ein, das die Anthroposophie darstellte:

“Heilsam ist nur, wenn
Im Spiegel der Menschenseele
Sich bildet die ganze Gemeinschaft
Und in der Gemeinschaft
Lebet der Einzelseele Kraft.” (GA 40, 298)

Dieses “Wahrspruchwort” ist für Anthroposophen m.W. nach wie vor eine der gängigen Vorstellung von idealer Gemeinschaftsbildung. Das sei ihnen unbenommen. Betrachtet man die historischen Kontexte solcher Vorstellungen und liest man Steiner im Wortlaut nach, ist diese “Forderung des ganzen Menschen” ein Grund, autoritäre, dogmatische, “ganzheitliche” Versuche aus anthroposophischen Reihen sehr genau zu beobachten.

...und Aufarbeitung ein drittes

Nimmt die Anthroposophie die kritische Reflexion auf diese Tendenz nicht auf, stellt sie sich der Beschäftigung mit ihren mannigfaltigen historischen Verwicklungen und Engagements nicht, ist eine ablehnende Position m.E. die einzig legitime. Steiner selbst, das ist ihm gegenüber seinen bewusstlos überzeugten Anhängern von heute zuzugestehen, hat dem Individuum letztlich ab einer bedeutenden und kaum berücksichtigten Stelle die Priorität zugesprochen. Der Eintritt in die Clairvoyance zerbrach jede Rückbindung an einen diffusen Abgrund der “Gemeinschaft”, weil die “Hüter der Schwelle” radikale Eingenverantwortung verlangten (vgl. GA 10, 196). Mosse hat so an anderer Stelle durchaus zutreffend feststellen können, dass Steiners Theosophie einen “neuen Humanismus” trug, “Spiritualismus mit Freiheit und Universalismus” verband. (Mosse: Geschichte des Rassismus in Europa, Frankfurt a.M. 1990, S. 119) Anstelle dessen ist jedoch unter nicht wenigen Anthroposophen die Lektüre und immer-wieder-Lektüre von Steinertexten getreten. “Das kritische Verhalten erschöpft sich im andächtigen Deuten auf den [Steinerschen] Appell, nichts unkritisch hinzunehmen.” (Taja Gut: Wie hast du’s mit der Anthroposophie?, Dornach 2010, S. 22). Diese Haltung würde selbst an Steiners Konzeption “der Schwelle” scheitern.

Michael Mentzel ist, um das klarzustellen, keineswegs an den Verlautbarungen unsers Autorentrios Schuld, die ihm wahrscheinlich einfach nur gut gefallen haben. Kilthau/Schamell/Peuckert haben in ihrer Lobpreisung des “umfassenden Menschenbildes” sicher keine Rehabilitierung von Steiners individualistischen Kollektivismen und Nationalismen geplant (die sie als solche aber zweifellos auch nicht wahrnehmen wollen würden). Die Verbindungen von Biodynamik, Nationalsozialismus und völkischer Bewegung sind ihnen womöglich einfach unbekannt und der Verweis auf die “Grünen” rührt aus einer postmaterialistisch-bürgerlichen Überzeugung, die genauso fern von faschistischer Agitation steht wie die jedes anderen braven deutschen Bürgers. Das Problem ist, dass sie die kritische Beschäftigung mit der eigenen Vergangenheit, die unter Anthroposophen weiterhin eine Rarität ist, den Kritikern vorwerfen, die sich ihrer annehmen. Ob die Falschdarstellung des Abends Absicht, selektive Empörung, schlichtes Unverständnis der gefallenen Argumente oder irgendetwas anderes zur Ursache hat, kann ich natürlich nicht feststellen. Feststellen durfte ich dafür, dass ich meine Aussagen an jenem Abend wohl viel schärfer, eindeutiger und kritischer hätte halten müssen. Wenn solche Verlautbarungen wie die zitierten dem Geschäftsführer der Frankfurter Anthroposophischen Gesellschaft und einem Zuständigen der anthroposophischen Öffentlichkeitsarbeit unterlaufen, ist unter Feld-, Wald- und Wiesenanthroposophen wohl nicht viel mehr an historischer Besonnenheit zu erwarten.

Mehr als ein Silberstreif in diesem Zusammenhang ist übrigens eine just vom Frankfurter Arbeitszentrum der Anthroposophischen Gesellschaft finanzierte, aber unveröffentlichte “Geschichte der Wissenschaftsästhetik”, die wir der Historikerin Merle Ranft verdanken. Sie macht, und das könnten dann gewisse “Steinerkritiker” lernen, deutlich, wie unnütz es wäre, die epistemischen Grundsätze der Anthroposophie pathologisierend, ridikülisierend, exotisierend oder sonstwie als schlechthin “irrational” abzuspalten. Vielmehr seien, “die Geisteswissenschaften... aufgerufen und herausgefordert”, “die Aufklärung im Sinne einer reflexiven Aufklärung kritisch weiterzuentwickeln und auch ihre ästhetischen Gegenwelten zu bedenken.” (Ranft: Die Geschichte der Wissenschaftsästhetik. Eine Analyse von Methode und Möglichkeit moderner Geisteswissenschaften, Manuskript, Frankfurt a.M., 2013, S. 65). Dass Historiker offenbar mehr mit der Anthroposophie als Anthroposophen mit der Geschichte anfangen können, gehört wohl zu den Mysterien der Geheimwissenschaft.’

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)